In 1925 begon de ook weer succesvolle periode-Spoelder,
een grillig, geestig en inspirerend rector van het Stedelijk
Gymnasium, die als voorzitter zijn club leidde in de span
nende krachtmeting met de topclubs van die jaren: Ajax,
Feyenoord, Sparta en Blauw Wit. In 1932 ging het weer mis:
degradatie, nog één keer promotie, maar na 1936 zakte
HFC tot in de derde klasse.
In de periode 1940-1945 werd het steeds moeilijker nog iets
van het clubverband te redden, zelfs de uitgave van de
clubbladen werd door de Duitse bezetter verboden. Leden
werden weggevoerd of doken onder, zesentwintig HFC-ers
kwamen om door oorlogshandelingen. Hun namen staan
gegraveerd in de herdenkingsplaat in het clubgebouw. De
hekken waren gesloopt tot brandstof voor noodkacheltjes;
een omgewaaide populier had de consumptietent en een
deel van de overdekte tribune vernield.
In 1947 werd onder leiding van voorzitter Piet van Houten
een vijfjarenplan opgesteld met het devies ,,HFC terug inde
eerste klas". Dat lukte in 1959: de ,,good old" was terug in
de eerste klasse van de amateurs. Van Houten trad af en
werd zoals zijn illustere voorgangers Muiier en Lotsy in de lijst
van erevoorzitters opgenomen.
De tijd van de roemruchte topprestaties was toen definitief
voorbij. Het eerste elftal zakte terug tot de vierde klasse van
de KNVB. Maar het zou onjuist zijn de kracht van een
sportvereniging alleen daaraan af te meten.
63