voor het onderbrengen van kinderen die niet in het Heilige Geest- of Weeshuis konden worden opgenomen. In 1653 werd van de Staten van Holland octrooi verkregen om een armekinderhuis te vestigen in het als pesthuis gebruikte Magdalenaklooster en de pestlijders over te brengen naar het Leprooshuis even buiten de stad. In 1656 konden de eerste kinderen in het nieuwe tehuis worden opgenomen. Als leeftijdsgrens gold aanvankelijk twaalf jaar, wat spoedig werd verlegd naar veertien jaar en in 1661 naar zestien jaar. De opvoeding geschiedde op dezelfde wijze als in het weeshuis. Er werd onderricht gegeven in lezen, schrijven en rekenen, terwijl de jongens een ambacht leerden en de meisjes spinnen en naaien. Bij het verlaten van het huis werd een uitzet meegegeven. Ook de kinderen die ten laste kwamen van de Diaconie konden in het huis worden onder gebracht. Toen men na de oorlogen die de Republiek in de zeventiger jaren aan de rand van de afgrond hadden gebracht, zon op middelen om de stedelijke financiën uit het slop te halen, werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bedeling van de „gemeene armen" te herzien. Uitvoering gevend aan een vroedschapsresolutie van 31 mei 1679, besloten burgemeesters en regeerders op 3 oktober 1682, het aantal regenten te reduceren tot zeven, van wie er een als thesau rier optrad, een als boekhouder, een als korenkoper en 76 Het Arme Kinderhuis met stadswal en singel tussen de Zijlpoort en de Pinkmo- len gezien naar het noor den. Aquarel van J. de Vlaming, c. 1740.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1979 | | pagina 78