In 1907 kwamen voor het eerst weer meer armen ten laste
van het Burgerlijk Armbestuur dan ten laste van de Her
vormde Diaconie. Wat de bevolkingsgroei aan vergroting
van het aantal armen meebracht, werd in toenemende mate
opgevangen door het Burgerlijk Armbestuur, hetgeen juist
het tegenovergestelde was van wat de Armenwet be
doelde. Naar de mening van velen moest de armenzorg dan
ook van karakter veranderen. Het bestaande stelsel hield te
weinig rekening met de risico's waaraan veel mensen wa
ren blootgesteld door hun sociale en economische afhan
kelijkheid in een door de industriële revolutie veranderde
maatschappij. Uit de eerste sociale wetgeving blijkt, dat de
overheid zich niet aan haar verantwoordelijkheid op dit ter
rein kon onttrekken.
In 1912 leidde dit tot een nieuwe armenwet, die hoewel
kerkelijke armenzorg nog steeds primair werd gesteld,
meer regels gaf waarlangs de armenzorg moest plaatsvin
den en voor de zorg van overheidswege een belangrijker
plaats inruimde. De volstrekte onvermijdelijkheid als voor
waarde voor ondersteuning door burgerlijke armbesturen
verdween. Belangrijk was ook, dat de burgerlijke armbe
sturen zich nu in beginsel niet meer behoefden te beperken
tot het voor het levensonderhoud allernoodzakelijkste,
maar onderstand konden verschaffen:
- in zodanige vorm en zodanige mate als met het oog op de
behoeften en de persoonlijke eigenschappen in verband
met de omstandigheden van de arme het meest gewenst
is, om hem wederom in staat te stellen in het onderhoud
van zichzelf en zijn gezin te voorzien.
- Aan armen die tot arbeiden in staat zijn, wordt onder
steuning zoveel mogelijk gegeven in de vorm van loon
voor arbeid.
- Indien blijkt, dat de aanvrager door de hulp van de instel
ling niet uit de toestand van armlastigheid kan worden
opgeheven, mag de te verstrekken ondersteuning de
grens van het voor het levensonderhoud noodzakelijke
niet overschrijden.
- Tenminste eenmaal in de drie maanden wordt onder
zocht of verdere ondersteuning noodzakelijk is. (Artikel
29.)
Tenslotte werd de coördinatie van de armenzorg bevorderd
door de instelling van armenraden, waarin vertegenwoordi
gers van de verschillende instellingen zitting hadden die
voortdurende armenverzorging buiten gestichten ten doel
hadden. In Haarlem kwam die armenraad er in 1913. Hij
werd gevestigd in het Hofje van Staats.
93