De Hervormde Diaconie nam pas in 1917 zitting in de raad, zo bevreesd was men dat de autonome positie hierdoor zou worden aangetast. De Eerste Wereldoorlog betekende definitief het einde van de vooraanstaande plaats die de kerkelijke armenzorg had ingenomen. In 1919 werden door het Burgerlijk Armbestuur meer mensen ondersteund dan door de gezamenlijke ker kelijke armbesturen, namelijk 1752 respectievelijk 1374. Het grote aantal werklozen dat ten laste kwam van het Burgerlijk Armbestuur (in 1918 was het steuncomité opge heven, dat juist was ingesteld om de gevolgen van de oorlog op te vangen), betekende een enorme verzwaring van de werkzaamheden. De personeelsuitbreiding met een ad- junct-armenopzichter betekende hiertegenover weinig. Van de beoogde individuele behandeling kwam zo uiteinde lijk niets terecht, met hoeveel inzet de bestuursleden ook te werk gingen. Het werd duidelijk dat de oude opzet van ar menzorg door een onafhankelijk college van mensen die zich niet beroepsmatig met sociaal werk konden bezighou den, in de moderne tijd niet meer aan zijn doel beantwoord de. Noodwoning in de Slacht- Toch vond een voorstel van burgemeester en wethouders huisstraat. Foto A. Peper- om over te gaan tot de oprichting van een Dienst voor kamp. Haarlem 1927. Maatschappelijk Hulpbetoon in 1929 in de gemeenteraad te 94

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1979 | | pagina 96