erover heeft uitgesproken, wenst Haarlem zich nóg niet neer te leggen bij het Synodale besluit dat de zes lidmaten in de boeken der Haarlemse Lutherse gemeente zullen moeten worden opgetekend. De Synodale Commissie - het dagelijks bestuur der Synode - besluit een aantal afgevaar digden naar Haarlem te zenden, te weten de heren ds. H.C. Lohr (Rotterdam), ds. W.J. Manssen (Zaandam) en H.C. Heybroek (Amsterdam), ten einde de zaak in harmonie tot een oplossing te brengen; de bespreking vindt plaats op 29 september 1903(5). Ds. W.R. Poolman, die als voorzitter van de kerkeraad om te beginnen voor Haarlem het woord voert, beroept zich op de hooggeleerde preadviseurs, die ter Synode hebben ge- ze9d. geen enkel artikel der wet verplicht ons tot inschrij ving' en 'de aangenomenen zijn niet gerechtigd, leden van de kerk te zijn, maar moeten onderdak'. Lohr werpt op: waarom heeft de Haarlemse kerkeraad de Delftse kerke raad niet aangeklaagd? Bovendien stelt deze: in zekere zin doen moderne predikers hetzelfde als thans de orthodoxe te Haarlem: genen preken in de Protestantenbonden, ook al staan in dezelfde plaatsen orthodox-lutherse collega's. De ze predikant dringt aan: laat Haarlem deze lidmaten in schrijven. 'Wat zal men zeggen van een twist tusschen gelijkgezinden, Synode en Haarlems kerkeraad, in deze dagen van sociale woeling?' Van Bakel gevoelt wel dat thans door Haarlem krachtens het besluit der Synode de attestaties moeten worden inge schreven. Thans anders te handelen, ziet Van Bakel als een daad van revolutie. Toch meent hij dat Delft niet vrijuit mag gaan. Manssen geeft Van Bakel toe: Delft moet wor den geïnterpelleerd en er zullen maatregelen moeten wor den genomen die het mogelijk maken dat dergelijke dingen niet meer gebeuren. Kerkeraadslid Abr. Meijer is van oor deel dat Delft moet schrijven dat het 't betreurt dat de zaak zo gelopen is. Lohr meent evenwel dat Delft nimmer excuus zal maken en op de eens ingeslagen weg zal voortgaan, omdat het geweten dringt. De goede zijde der zaak, aldus Lohr, is dat nu aan het licht kwam, dat de vrijzinnigen niet met zich laten spelen(6). Ook in het jaar 1904 blijft de 'attestatie-quaestie Haarlem- Delft' - om de Synodeverslagen te citeren(7) - aan de orde. Ingekomen in de kerkeraadsvergadering van 15 januari 1904 is een schrijven van de kerkeraad van Delft - als antwoord op het verzoek der commissie uit de Synodale Commissie, bestaande uitds. H.C. Lohr, ds. W.J. Manssen en H.C. Heybroek-, inhoudende om aan Haarlems kerke raad bekentenis af te leggen van de aanneming te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1980 | | pagina 110