van de grond krijgen van het containervervoer. Hij heeft
daar een centrale rol in gespeeld, ook in internationaal
verband, en er in belangrijke mate toe bijgedragen dat
Rotterdam, mede door dit containervervoer, 's werelds ha
venstad nummer 1 werd. Nadat Piet van Houten de zestig
was gepasseerd, verkoos hij de Holland-Amerika Lijn de
rug toe te keren en zich geheel aan Haarlemse zaken te
wijden. Hij was nu eenmaal een man die de hele wereld had
bereisd maar voor wie alleen de stad Haarlem werkelijk
telde. Zijn voortdurende banden met HFC droegen daar
stellig toe bij.
In 1947 was hij voorzitter van de thans Koninklijke HFC
geworden en onder zijn energieke leiding werd de oudste
voetbalclub van Nederland vanuit de derde klasse omhoog-
gestuwd tot de top van de amateurs. Twaalf jaar lang bleef
hij voorzitter, HFC in alle onderdelen krachtig dirigerend,
waarbij hij er steeds weer in slaagde bestuurlijke talenten
ertoe te krijgen veel van hun vrije tijd aan HFC te geven. Het
sprak dan ook wel vanzelf dat hij de door het overlijden van
Karei Lotsy vacant gekomen positie van erevoorzitter kwam
te bekleden. Intussen had hij niet nagelaten de sport ook
buiten HFC te dienen. Hij gaf mede de stoot tot de oprichting
van de Nederlandse Sportfederatie, was bestuurslid van
het Nederlands Olympisch Comité en vice-voorzitter van de
Cricketbond.
Ik kan mij nog heel goed herinneren hoe gastvrij onthaald
ikzelf bij de Olympische Spelen van 1952 in Helsinki de gast
van Piet heb mogen zijn aan boord van het Poolse schip de
'Batory', waar hij tijdens de spelen zetelde. Voor de voet
balsport in het algemeen is zijn rol zeer belangrijk geweest
als lid van de zogenaamde urgentiecommissie van de
KNVB in 1954, die ertoe heeft geleid dat het officiële be
roepsvoetbal in ons land werd geïntroduceerd en tegelijk de
strijdbijl tussen de KNVB en de 'wilde' Nederlandse Be
roepsvoetbalbond van Joosten werd begraven. Mede hier
aan heeft Piet van Houten het te danken dat de KNVB hem
tot Bondsridder benoemde.
Piet van Houten kwam mede 'full time' terug naar Haarlem
omdat er weer een nieuwe uitdaging op hem wachtte: het
raadslidmaatschap voor de VVD. Van 1970 tot 1978 was hij
lid van de Gemeenteraad. Als fractievoorzitter een markant
man, wiens belangstelling in de jaren van zijn raadslidmaat
schap vooral uitging naar de financiën van de stad - waarbij
hij vooral opponeerde en bleef opponeren tegen de inge
wikkeldheid van het gemeentelijke financiële bestel - ,naar
het Sint Elisabeths Gasthuis, waarvan hij regent was en
natuurlijk ook naar de sport. Dat leidde ertoe dat hij in het
237