aanvaard. Ook kon hij zeer kort en soms tamelijk scherp zijn
mening formuleren tegenover iemand die hem irriteerde of
voor wiens oordeel hij geen ontzag had; bang was hij niet.
Van Lennep was niet zozeer een Haarlems als wel een
Amsterdams regent, die geheel paste in en genoot van zijn
fraaie woning naast het Deutzenhofje op de Prinsengracht,
omringd door familieportretten. In de weekends trok hij
echter naar Heemstede, waar zijn vader (Kennemerduin)
en zijn grootvader (Welgelegen) burgemeesters waren ge
weest en waar zijn voorouders op hun buitenplaatsen had
den gewoond.
Evenals zij had hij liefde voor de natuur en een goede
kennis van bloemen en planten, zoals uit zijn boeken blijkt.
Wanneer Van Lennep in De tamme kastanje (p. 180) het
Berkenrode van zijn jeugd heeft geschetst en daar, bijna 70
jaar oud, terugkomt schrijft hij:
'Eén ding is niet veranderd. De bossen van Berkenrode zijn,
terwijl ik dit schrijf, weer wit van de sneeuwklokjes en in het
voorjaar zingen er de nachtegalen en geurt er de azalea
mollis aan struiken die ouder zijn dan op enig ander buiten
mij bekend. Dat komt waarschijnlijk doordat ze als hakhout
behandeld worden! Voordat ze in bloei staan, vindt men
onder hun takken de altijd mysterieuze morielje, een scha
kel met de oertijd. En in de zomer bloeit op het eiland een
zeldzame wilde roos, waarvan ik de soortnaam niet weet.
Dit zijn dingen, die niemand ons kan afnemen. Wat zei
Lamartine toen hij zijn vaderlijk landgoed had verkocht?
"J'ai vendu la source, mais pas son murmure; j'ai vendu les
arbres, mais pas leur ombrage."
Zoals Lamartine kon blijven genieten van het gemurmel van
de bron en de schaduw van de bomen, zo is ons ook van
Frans van Lennep iets waardevols gebleven nadat hij bijna
90 jaar oud op 15 april 1980 het moede hoofd had neerge
legd: zijn geesteskinderen waarmee hij ons leven heeft
verrijkt.
244
C.C. van Valkenburg