uitvoering over te gaan: er zouden vierenveertig huizen
gesloopt dienen te worden en een aantal tuingronden te
worden onteigend, met alle financiële consequenties van
dien. Bovendien waren de gemeenteraadsleden van me
ning dat het met de verwaarlozing van dit stadsgedeelte
nog wel meeviel, want 'het moet elke Vreemdeling, zelfs bij
een oppervlakkige beschouwing blijken, dat de door Amotie
ledig geworden Erven niet alleen dadelijk worden opge
ruimd, maar zelfs met opgaande boomen worden beplant,
hetgeen hij zelfs op alle andere plaatsen niet zal hebben
aangetroffen'(7).
Desondanks maakte toch ook de onbekende ontwerper van
het tweede plan ter verfraaiing, dat dateert van 16 juni 1821
zich bezorgd over de situatie in de Nieuwstad: 'Waarom
De Ruwiemen bij de Antree van Haarlem aan de Kenner-
merpoort, niet op deeze of dergelijke, ja vrij mogelijk op
beeter wijze een ander aanzien gegeeven, Daar men toch
niet kan ontkennen, dat buiten en behalve het afschuwelijk
aanzien, ook de toegang door de legging der grond voor de
voetgangers zeer gebrekkig ja slegt en schandelijk is...'
Door het planten van bomen en het aanleggen van plant
soenen 'zouden de huizen die er thans staan (en ter bewoo
ning nodig zijn) veel beter stand bekomen'(8).
Inmiddels vorderden de werkzaamheden aan het oostelijk
40
Plan voor aanleg der Nieu
we Stad bij Varkensmarkt,
onbekende inzender, 1821
(foto: Gemeentearchief
Haarlem).