Tot zover had het Bolwerk nog geen invloed van deze modernisering ondergaan. Het station was buiten de stad gelegen, in de omgeving van de Amsterdamse poort De verwikkelingen rond dit gebied begonnen echter al spoedig. Reeds in 1837 werden de gemeentelijke gronden in de Nieuwstad slechts voor één jaar verpacht 'uithoofde van de onzekerheid omtrent den loop van den ijzeren spoorweg en de vestiging der daaraan verbondene bureaux'(27). Waar om men al zo spoedig rekening hield met de mogelijkheid om af te wijken van het oorspronkelijke plan om het traject Haarlem-Rotterdam langs de oostzijde van de stad te lei- den, is niet duidelijk geworden. Wel kwam ter sprake dat het tweede gedeelte van de spoor weg buiten de wallen, langs de noordzijde van de stad zou worden aangelegd, met een station op de plaats van het huidige Frans Halsplein. Deze plaats werd echter onge schikt geacht, omdat het station dan te ver van het bebouw de deel van de stad verwijderd zou zijn. Voorgesteld werd het traject zuidelijker aan te leggen. Hiertegen kwamen protesten van de zijde van het stadsbestuur, omdat de spoor weg dan de stadswallen zou doorkruisen en het bezwaarlijk zou worden om de reizigers, die op deze wijze de stad werden binnengebracht, op behoorlijke wijze het poortgeld te doen betalen(28). In november 1840 werd krachtens Koninklijk Besluit een nieuw traject gepresenteerd en wel over de Achternieuwe- gracht, waartoe deze gracht gedempt diende te worden. Om belemmering van de scheepvaart te voorkomen werd voor gesteld een kanaal te graven(29). Dit plan stuitte op nogal wat bezwaren. In de eerste plaats was het stedelijk bestuur van mening dat het nieuw te graven kanaal als onaannemelijk moest worden aange merkt, 'aangezien daardoor de welvaart van veler ingezete nen zoude verminderen, het vaarwater langs de Hooimarkt en den Koudenhorn zoude worden verondiept en met mod der belopen, doordien de stroom naar het te graven kanaal zou worden verlegd'(30). In de tweede plaats tekende een plaatselijk fabrikant, de heer E.L. Jacobson, bezwaar aan tegen de loop van het traject over de Achternieuwegracht. Jacobson was de eige naar van de katoenspinnerij en -weverij 'De Phoenix', een bedrijf dat sinds 1834 gevestigd was in de Nieuwstad Na de Be gische opstand van 1830 wilden enkele Zuidnederland se abrikanten hun werkterrein verleggen naar het noorden Zo kwam de eigenaar van 'De Phoenix' in Haarlem terecht en kreeg hij voor zijn fabriek het stuk grond tussen de Jansweg, Achternieuwegracht, Spaarne en het Bolwerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1980 | | pagina 48