In de inventaris, die na haar dood werd opgemaakt(102) valt
onder de rijke inboedel een grote collectie kunstwerken op.
Naast de vanzelfsprekende aanwezigheid van stukken van
Cornells van Haarlem en Cornelis Bega, komen werken
Bloemaert (1564-1651), Pieter Claesz
(1596/97-1661Cornelis Coppes (vermeld 1639), Maerten
van Heemskerck, (waarschijnlijk Adriaen) van Ostade
(Jan?) Porcellis (1584-1632), Hendrick Vroom (1566-1640)
en Jacob de Wet (ca. 1610-1671/72). De volgende werkjes
verdienen hier afzonderlijke vermelding: '2 conterfeytsels
van Piet Jansz Begga en Maria Cornelia van Haarlem' 'een
conterfeytsel van Willem Stam za.\ "t wapen van Claas
Stam en zyn huijsvrouw' en 'een teyckeningh van Grietie
Poulus door Corn. Begga'(103). De verzameling schijnt toen
geveild te zijn, aangezien haar zoon Pieter Stam voor 180
gulden schilderijen terugkocht. Tot het bezit van Aeltqen
Bega behoorden verder obligaties en huizen met een waar
de van 53.600 gulden. Nog tot in het tweede decennium van
de achttiende eeuw werd aan de afwikkeling van haar testa
ment gewerkt, waarbij het met name ging om de verkoop
van huizen in de Koningstraat, Lange Begijnestraat en Klei
ne Houtstraat(104).
Met Aeltgen Bega is het Haarlemse geslacht Begijn/Beqa
uitgestorven.