over wat hij allemaal gemaakt en gelezen had: 'Jij voelt je
natuurlijk als je thuis komt als een losgebroken leeuw.
Zoiets heb ik nooit gehad'.
Maar al had hij een taaie wilskracht, sterk was hij niet en
toen hij op een morgen, gesloopt door dagelijkse arbeid en
nachtelijke oefening, wegens spit in de rug niet kon opstaan
en de dokter moest constateren dat een verwaarloosde kou
tot op de rand van een longontsteking gekomen was, over
viel hem een moedeloosheid waarin hij zijn moeder verweet
hem in dit leven gezet te hebben waarin alles wat hij berei
ken wilde hem onmogelijk gemaakt werd. Door de radio
hoorde hij op bed muziek van Mozart spelen en hij verzucht
te: 'Die muziek is zo mooi, ik wou dat ik nu maar stierfZijn
moeders verontwaardiging hierover kwam hem veel later
weer voor de geest, toen hij in '58, met een schildersvriend
ingescheept op een gammele kustvaarder, in een storm bij
Engeland vrezen moest het land niet behouden meer te
bereiken. Door zijn paniek kon zo nog een verbazing drin
gen.
De verplichte negentien maanden arbeid voor de Geologi
sche Dienst waren als een bereikte oase. De toegekende
verblijfkosten waren ruim voldoende om bij een hardhoren
de weduwe, die met haar moeder op een bovenhuis aan het
Noorderbuitenspaarne leefde, kost en inwoning te vinden.
Aangezien hij er genoegen mee nam op een vlierinkje te
slapen, kon hij een slaapkamer als atelier gebruiken. Die
mat niet meer dan goed twee bij twee meter, maar had
drie vierkante dakramen van 70 bij 70 cm, die opengezet
konden worden en een onbelemmerd uitzicht boden op het
hier zich vrijer ontvouwende Spaarne, met een jachthaven-
tje op de voorgrond en het vlakke weiland met rechts nog
wat scheepswerfgedoe aan de overkant, en over alles heen
de steeds wisselende grijze wolkenluchten. Naar dit hoge
nest sleepte hij alle kunstboeken met reprodukties die hij
zich af en toe kon aanschaffen, als aanvulling op de studie
van de echte schilderijen uit de Haagse school en van
Monet vooral, die hem snel kind aan huis in het Teylers
Museum had doen worden. Ook les nemen ging hij weer, nu
aan de Vrije Haarlemse Schilderschool van de schilder J.
Visser, waar hij de jaren '35 en '36 ingeschreven stond.
Enkele korte vakantietochten maakte hij met Fré, eenmaal
de oostgrens over, waar onder de zich verheffende haken-
kruisvlaggen voor hem reeds een unheimische spanning
voelbaar werd, en eenmaal naar Parijs, naar de openbaring
van de grote musea en de vrijgevochtenheid van de music-
halls van die stad.
Het was in de zomer van '38, op een vergadering van
87