Peter Robert
1 april 1925-
2 mei 1982
Op 2 mei 1982 overleed in zijn huis aan de Louise de
Colignylaan te Haarlem Peter Robert, 57 jaar oud en
sedert 1976 secretaris van de gemeentelijke schoon
heidscommissie. Hij had deze functie met hart en ziel -
met alle dieptepunten die bij hart en ziel horen - ver
vuld, want de schoonheid van zijn stad Haarlem verte
genwoordigde voor hem een van de grootste levens
waarden. Aan de mondelinge en schriftelijke uitingen
van zijn ergernis over iedere aanslag op die schoonheid
was af te leiden hoezeer hij zich met de stad vereenzel
vigde. Hoewel hij primair geboeid was door de histori
sche wortels van iedere stedelijke vormgeving die be
hoed diende te worden tegen onnodige ruimtelijke ver
storingen, belachelijke sierbestratingen, of smakeloze
gevelveranderingen, zo niet nog ergere verminkingen,
stond hij evenzeer open voor creatieve impulsen van
eigentijdse architecten, wier authenticiteit en vakman
schap hij doorgaans uitstekend kon aanvoelen. In de
schoonheidscommissie werd zijn oordeel steeds op ho
ge prijs gesteld. Mede door Roberts wijze van optreden,
intransigent en streng als het moest, had de commissie
een niveau en gezag die een dergelijk gezelschap dat
stijl moet beoordelen, en niets anders, ook behoort te
hebben. De notulen van de vergaderingen die langs de
gemeentelijke afdelingen circuleerden waren de enige
die iedereen las - omdat Robert ze geschreven had.
Want behalve dat hij in het algemeen gevoel voor stijl
had was het bekend dat hij een eigen stijl van schrijven
had: een scherpe, soms gevreesde pen. Ook in zijn
voorafgaande ambtelijke functies bij de gemeente had
hij daarvan bij herhaling blijk gegeven, zowel in nota's
(waarin hij voor goede verstaanders de slechte ambte
lijke schrijfgewoontes kon parodiëren) en in zijn literair
geslaagde, humoristische, meestal sarcastische en he
kelende stukken in de 'Stadhuisklerk', als ook voor een
groter publiek in zijn ingezonden stukken in het Haar
lems Dagblad. Hij had nu eenmaal een genadeloos oog
voor dingen die niet klopten en een grote drang om die
zonder aanzien des persoons aan de kaak te stellen. In
de ambtelijke wereld dus niet altijd een gemakkelijke,
soms lastige persoon, een non-conformist in zijn optre
den, een nooit helemaal aangepaste, maar die juist
daardoor een waardevolle verschijning in zijn dagelijk
se werkomgeving was. Toch hebben velen zich afge
vraagd of hij in ander, meer scheppend of intellectueel
werk niet nog meer tot zijn recht zou zijn gekomen. Hij
had daar zeker de begaafdheden voor, die bij het klim-
193