slechts milde straffen geëist werden, als het al tot een vervolging kwam. In 1789 werd er voor het eerst een boete van 50-opgelegd die aan dearmendiaconie ten goede komt. De verdachte werd hier in submissie ont vangen. Tot deze procedure werd in het algemeen overgegaan op verzoek van een verdachte die meende verzachtende omstandigheden te kunnen aanvoeren. Als dit verzoek werd ingewilligd, volgde direct het vonnis van de schepenen: dit hield vanouds een veroordeling tot een (zeer) hoge geldboete in. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de confessieboeken van 1753, waarin twee 'Egtelieden' worden veroordeeld tot een boete van 200,-; een aanzienlijk bedrag dus (er staat niet bij voor welk misdrijf) (13). Alle andere zaken van submissie da teren van na de wetsverzetting in 1788 (die de prinsge- zinden op het kussen bracht). Het vonnis bestond hier echter niet uit een hoge geldboete, maar doorgaans uit een veroordeling tot een aantal dagen water- en brood kelder samen met betuigen van leedwezen en berouw en het bidden om vergiffenis. De veroordeelden worden in enkele gevallen nog aangespoord om zich in de toe komst als 'ordentlijk en geschikt burger te zullen gedra gen', of praktischer, 'zig van overmatig gebruyk van sterke drank te onthouden' (14). De meeste zaken die in submissie ontvangen werden, betroffen politieke delic ten, maar er komen ook twee zaken voor van gewelds- en ordedelicten en één van diefstal. In een aantal geval len konden de delinquenten verzachtende omstandig heden voor hun misdaad aanvoeren. Zo wordt er in 1788 gewezen op de jonge leeftijd van de verdachte en de onvoorzichtigheid die deze meebrengt. Bij de andere zaken wordt er echter een beroep gedaan op de huma niteit van de rechters. Zo wordt er bijvoorbeeld van Govert Gerritse in 1788 verteld dat 'hij zijnde een gering daghuurder, en alzoo met zijner handen arbeid de kost moet winnen, niet alleen voor zich zelve, maar ook ge deeltelijk voor desselfs ouders, en welken mitsdien door de voortgang van voorsegde proceduures, tot eene totaale armoede zouden komen te vervallen' (van daar het verzoek de zaak te ontvangen in submissie) (15). Ook in de zaak van Olivier van Haften (1790) wordt aandacht geschonken aan de omstandigheden van de delinquent, die smeekt 'met hem Suppliant die reeds gekomen is tot den ouderdom van 70 jaaren, en daaren boven zwaar gebroken is, zo om zijns zelvs wille, als om de wille van zijn Suppliants hoogzwangere vrouw en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1982 | | pagina 20