Van aanranding en verkrachting zijn er ook maar weinig zaken te vinden in de criminele rol (in totaal vier). Men maakte onderscheid tussen 'aanranding' en 'verkrach ting': in de processtukken wordt er herhaaldelijk aan het slachtoffer gevraagd of de verdachte ook met zijn lid in haar lighaam' is geweest, of het alleen beroerde (21). Voor men echter tot vervolging overging, moest het wel een zeer ernstige zaak zijn: wat opvalt is de zeer jonge leeftijd van de slachtoffers. In 1751 verkracht een 24- jarige man driemaal een 11-jarig meisje, dat hij in huis had om te klossen bij het weefgetouw. Hij krijgt 25 jaar werkhuis en wordt eeuwig verbannen. In de andere twee gevallen wordt er ook een zware lijfstraf naast deze straffen opgelegd: met de strop om de hals geselen en brandmerken. De slachtoffers (die aangerand werden) waren in deze gevallen nog jonger en bovendien was er sprake van meerdere misdrijven: in het eerste geval, van 1773, van kindermishandeling en aanranding van een 6-jarig meisje dat als wiegstertje bij een 22-jarige ge huwde man in dienst was en door hem besmet wordt met 'een vuijle ziekte en besmetting, waaraan hij labo reert' (22). In het andere geval uit 1790 randt een 25-jarige man twee meisjes van zes en negen jaar aan, waarbij hij van één van de meisjes nog de zilveren gespen van de schoenen steelt. Afgezien van deze drie gevallen, en afgezien van de veroordelingen voor sodomie, worden de zedendelic ten niet zeer streng bestraft. Slechts twee maal (zie hierboven) werd er een lijfstraf opgelegd, en voor het zover was, moest er toch eerst heel wat gebeurd zijn. Vermogensdelicten. De vermogensdelicten vormen het grootste deel van de misdrijven die in de criminele rol voorkomen: in totaal 39% ofwel 118 zaken. De meeste zaken (87) betreffen gewone diefstal. De buit van de diefstal was over het algemeen niet erg groot. In slechts vier gevallen was er sprake van een echt grote diefstal ter waarde van 2.000,- - 3.000,-. In de rest van de zaken ging het om een buit die bestond uit goederen als een vrachtje hout, lood (van huizen afgehaald), kleren, dekens en kussens, een zakdoek, een lap stof, zilveren gespen van een schoen etc. De risico's van een diefstal waren zeer groot: de straffen waren over het algemeen zeer zwaar, zeker in verhouding tot het gestolene. De noodzaak tot stelen moet dan ook wel groot zijn ge weest. In de criminele rol is hiervan wel enkele malen bewijs te vinden: er staat dan vermeld dat de gevangene

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1982 | | pagina 26