het 'uyt groote armoede hadde gedaan', of dat 'armoe de en nood de gevangene daartoe hebben gedwongen'. Bij de bestraffing van vermogensdelicten verwees men meestal naar het plakkaat van 19 maart 1614. In dit plakkaat wordt onderscheid gemaakt tussen 'gekwalifi ceerde' diefstal en gewone diefstal (23). Onder gekwali ficeerde diefstal viel onder andere diefstal met braak, d.w.z. diefstal nadat er een toegang tot een woning (gebouw) was geforceerd. Als de deur niet afgesloten was en iemand door deze deur een huis binnendrong om wat te stelen, was er dus geen sprake van diefstal met braak. De straf die in het plakkaat van 1614 voor diefstal met braak aanbevolen wordt, is de doodstraf, meestal door ophangen. Strafrechthervormers wilden deze zware straf voor dit delict afgeschaft zien. Nu is het niet mogelijk te constateren of dit in de praktijk ook gebeurde: het laatste geval van diefstal met braak komt in Haarlem in 1761 voor (dus voor de discussie over hervorming van het strafrecht goed op gang was). Na die tijd zijn er nog wel inspecties van huizen waar een diefstal met braak is gepleegd, maar de daders hiervan laten zich niet pakken, ondanks het feit dat er wel eens een beloning op inlichtingen wordt gezet, bijvoorbeeld in 1777 van 100 zilveren ducaten. De vijf zaken van diefstal met braak die vóór 1761 voor komen, worden alle zeer streng bestraft: in drie gevallen (1740, '54, '61) wordt de doodstraf opgelegd: in de an dere twee gevallen (1740, '41) een zware lijfstraf (gese len brandmerken) met een lange verbanning. Naast diefstal betreffen delicten in de vermogenssfeer misdrijven als heling, zakkenrollen, verduistering, op lichting, bedrog, afpersing, vernieling, roof. De opge legde straffen in deze categorie zijn behoorlijk zwaar: in maar liefst 42% van de gevallen werd er een lijfstraf opgelegd. Toevalligerwijs geldt ook bij de zaken van diefstal afzonderlijk dat in 42% van de gevallen een lijfstraf werd opgelegd. Bij de zaken van diefstal, die veruit het talrijkst zijn en waar veel meer lijfstraffen voorkomen in vergelijking met andere categorieën (b.v. geweldsdelicten: 6%; ze dendelicten: 4%; diefstal: 42%), is het mogelijk om van enige verschuivingen in het strafbeleid te spreken. Wat opvalt ondanks grote schommelingen, is de afname van het percentage lijfstraffen na ca. 1780 ten gunste van confinement. Deze trend is vooral merkbaar na 1787: na dit jaar wordt er als straf vrijwel alleen nog een aantal jaren werkhuis opgelegd (meestal 2-4 jaar), zonder ver- 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1982 | | pagina 27