Een onwelkom
cadeau
Een Bloemendaals
concertgebouw
Peereboom onder de
bomen van De Rijp
stuurd'. Peereboom stelde voordat het beterzou zijn als
de gemeente de concertzaal van Vereeniging zou ver
beteren en dan daarin het orgel zou plaatsen. 'Sommige
menschen zeggen dat naderhand een tweede, grootere,
concertzaal in Haarlem noodig zal zijn. Het is wel moge
lijk. Maar laat ons dan tot 'naderhand' wachten. Ver
standige ouders koopen toch ook geen fiets voor hun
zoon, zoolang hij nog zuigeling is'.
Maar ook de schenking zelf werd aangevochten. De
heer E.F. Bruijnsteen, organist van de Doopsgezinde
Gemeente te Haarlem, achtte het ten enenmale onjuist
een orgel te verplaatsen. Een orgel is gebouwd voor een
bepaalde lokaliteit en 'is geen meubelstuk dat men kan
verplaatsen naar omstandigheden'.
'Indien de heeren Stoop en Bunge werkelijk voor de
belangen der toonkunst in Haarlem iets wenschen te
doen, welnu dan zou de voorkeur verdienen indien ge
noemde heeren een 5.000,- per jaar voorlopig toezeg
den voor 't geven van concerten door het Orkestge
bouw en door het Residentie-orkest, uitsluitend toe
gankelijk voor hen met een jaarlijksch inkomen van
2.000-en daar beneden tegen lagen entreeprijs'. Te
gen Bruijnsteens ook geuite opmerking dat het techni
sche deel van het orgel verouderd was kwam de mu
ziekkenner J.W. Enschedé in het geweer. Hij legde in
een ingezonden stuk uit, dat ondanks ontwikkelingen in
de orgelbouw in Duitsland, het Franse systeem naar zijn
mening de voorkeur bleef verdienen.
Het Bloemendaalsch Weekblad gaf onder de kop 'Het
Bloemendaalsch geschenk' een samenvatting van de in
Haarlem geuite bezwaren. 'Wel wat duivel, zoo dachten
wij bij al die weigerachtigheid daar te Haarlem om dit
geschenk van Bloemendalers aan te pakken. Laat ze het
dan laten staan, als ze het niet hebben willen', waarna
dit blad met een plannetje komt voor een Bloemendaals
Concertgebouw!
Inmiddels was Peereboom met Stoop gaan praten. 'In
de schaduw van het geboomte in den prachtigen tuin
van De Rijp hebben wij over deze zaak van gedachten
gewisseld schrijft Peereboom in Haarlems Dagblad van
17 september 1919.
Stoop deelde in dit interview mee dat hij Peerebooms
mening deelde en ook meende 'dat het beter was de
handen inéén te slaan en te trachten het oorspronkelij-
62