ke plan met de zaal van de Vereeniging alsnog uit te
voeren'.
Oppositie en uitstel
Burgemeester
Maarschalk bemoeit
zich ermee
Inmiddels hadden B. en W. besloten om, 'gezien een
niet onbelangrijke oppositie' het plan voor een nieuw
concertgebouw nog niet in de Raad te brengen. Eind
1919 kwam er een nieuwe Raad en kwamen er wethou
dersverkiezingen met als gevolg dat een en ander werd
uitgesteld tot begin 1920. Bunge en Stoop besloten dit
nog af te wachten, maar Bunge schreef 27 november
1919 aan Stoop - de correspondentie was en bleef ove
rigens formeel: 'geachte heer Stoop' en 'zeer geachte
heer Bunge' - dat hij zich afvroeg 'of het niet misschien
zaak is om het orgel aan het Concertgebouw Amster
dam ten geschenke aan te bieden'. Daarop klom Stoop
in de pen en herinnerde Bunge eraan dat het orgel toch
voor Haarlem was bestemd en de heren besloten aan te
zien wat Haarlem begin 1920 zou doen.
Op 11 maart 1920 brachten B. en W. het voorstel van juli
1919 in de Raad. In eerste instantie voelde de Raad er
weinig voor, ondanks betogen van de wethouders
Bruch en Bomans. Na een besloten debat was de stem
ming echter geheel veranderd en werd het voorstel van
B. en W. met een krappe meerderheid (o.m. door de
stemmen der 'bolsjewieken' die vergaderruimte wens
ten) aangenomen, echter niet nadat B. en W. beloofden
eerst opnieuw met 'Vereeniging' te zullen onderhande
len en niet nadat de onjuiste mededeling was gedaan
dat Stoop en Bunge voor hun schenking een nieuw
gebouw eisten.
Over dit laatste werd Stoop opnieuw door Peereboom
benaderd en na telefonische ruggespraak met Bunge
verklaarde Stoop in het Haarlems Dagblad van 12 maart
dat deze verklaring onjuist was en dat hij voorstander
was van een regeling met Vereeniging tot verbouwing
van de bestaande zaal. Bunge was daar telefonisch ook
mee akkoord gegaan 'mits wij zekerheid hebben dat het
goed geschiedt. Ik vat het samen in de woorden 'ordent-
lich oder gar nicht'. Dat is hij geheel met mij eens. Ik zeg
den burgemeester waarschijnlijk hierover te gaan spre
ken', aldus Stoop in zijn aantekeningen.
Op zaterdag 20 maart 1920 reisden burgemeester Maar
schalk, de wethouders Slingenberg en Bruch en ge
meentesecretaris Wytema naar Kareol, waar zij door
Bunge en Stoop werden ontvangen. Nadat Bunge ter
inleiding meedeelde er het meeste voor te voelen als de
63