Amsterdam,
14 september 1925-
Fredeshiem,
12 september 1983
overlijden van zijn inwonende vader werd de cirkel
waarin Tjaard vertoefde steeds kleiner. Zijn laatste
pennevruchten zijn dan ook enkele bundels gedichten
(Springbalsemien en Bereklauw) waarin hij de rond zich
opgeworpen barricades afbreekt en ons een blik gunt
op de mens achter Tjaard de Haan.
Eén van Nederlands grootste volkskundigen is heen
gegaan.
Die avond van de 12e september verspreidde zich door
de Doopsgezinde Gemeente van Haarlem, maar tegelijk
door de gehele Doopsgezinde Broederschap dat
schokkende bericht per telefoon, soms ingeleid met de
vraag: 'Heb je het al gehoord? Jaap, Ds Jacobszoon is
plotseling gestorven op Fredeshiem'.
En die avond zaten velen stil voor zich uit te staren naar
het beeld van deze veelzijdige, ook gecompliceerde
mens, of ze moesten het bericht doorgeven aan een
anderen met die ander over hem praten. De mededeling
over de dood van deze heel aparte figuur in de kringen
der doopsgezinden werd door niemand voor kennis
geving aangenomen.
In Fredeshiem, dat unieke broederschapshuis in
de bossen bij Steenwijk. In zijn lezing, op 17 februari
1959 te Amsterdam gehouden voor de Commissie voor
Geloofsbezinning, een boeiende belijdenis van zijn ver
ontrusting over 'De toekomst van onze Broederschap
(Stemmen Jrg. 8, nr. 1 - 1959) zei hij onder meer:
'Onze broederschapshuizen meer centra van geeste
lijke training, en wellicht wat minder als vakantiebe-
drijf'. En nu was hij, sedert kort full-time docent aan het
seminarie van de Broederschap, dat weekend en die
maandag bezig geweest met die training. Hij had voor
de studenten een bezield referaat gehouden over de
theologie van het Avondmaal. Hij was gelukkig, nu hij
met zijn uitgebreide kennis van dogmatiek en kerkge
schiedenis, waaronder in het bijzonder die van de
doopsgezinden, door deze benoeming was opgeklom
men naar een hoog plateau, dat naar alle kanten uitzicht
bood. In die lezing van 1959 staat ook: 'Daarom geloof ik
dat wij vóór alles oecumenisch dienen te zijn, en dat dat
ons beleid moet bepalen'. Hij keek over de grenzen van
zijn eigen geloofsgemeenschap heen, niettegenstaan
de het feit dat hij beter dan de meesten van zijn collega's
181
JACOB PIETER
JACOBSZOON
BERT SLIGGERS