op de hoogte was van de waarden van doperse theolo gie. Jacobszoon is opgegroeid in Eindhoven, waar in zijn jonge jaren een doopsgezinde gemeente werd gesticht. Daarin had zijn moeder een werkzaam aandeel. Hij werd daar een catechisant van zijn latere Haarlemse collega S.M.A. Daalder. Na de gymnasiale opleiding volgde hij colleges aan Universiteit en Doopsgezinde Kweek school voor de opleiding van 'leraren', de typerende uitdrukking voorde meniste predikanten te Amsterdam. Zijn eerste gemeente was die te Oldeboorn (5 aug. 1951), waar hij ook in het dorpsleven spoedig een be kende figuur was. In een gondelvaart, gewijd aan spreekwoorden, beeldde hij, naar ik meen met een ge reformeerde collega, uit: 'Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen'. Hij kon zeer vrolijk zijn; dan vierde de Bourgondische geest van Brabant hoog tij. Maar er waren ook andere geestestoestanden, die soms maanden duurden. Dan was hij zeer depressief, twijfelde aan zichzelf en daar speelde de emotionele aard van de Friezen doorheen. Langzaam kwam het herstel en dan was er weer de volle ontplooiing van de talenten en de verworven wetenschap. Dan preekte hij met korte zinnen -sprankelend en inspirerend, zoals hij ook kon schrijven en doceren. Hij was leraar, méér dan herder. Voor moeilijke bezoeken deinsde hij terug, ver moedelijk omdat hij vreesde daardoor zelf weer in een dal terecht te zullen komen. Via IJmuiden, waar hij vanaf 1956 stond, kwam hij op 19 april 1959 in Haarlem als jeugdpredikant in een periode waarin de positie en het gedrag van veel jonge mensen steeds zelfstandiger werd. Een onderbreking van deze niet gemakkelijke taak in 'Deining' was een gastdocent schap in 1966 aan Eastern Mennonite College in Har risonburg, USA. Dat ervoer hij als een verlossing. On dertussen studeerde hij voor het doctoraalexamen theologie, waarvoor hij een uitvoerige scriptie over de piëtist Johannes Deknatel (1698-1759) schreef. Ook nu openbaarde zich een bijzondere karaktertrek bij hem: zijn vrienden en collega's wisten niets van deze studie plannen af. In 1969 werd hij benoemd tot gewoon predi kant en ressorteerde de oude binnenstad van Haarlem onder hem. Hij hield van die binnenstad, van de monu mentale gebouwen, van de geschiedenis van die stad. Functies in het verenigingsleven, zowel binnen als bui ten de Broederschap, heeft hij niet vervuld. Dat lag hem nu eenmaal niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1983 | | pagina 184