In een notedop wordt hier de spiraal van belastingver
hoging en legeruitbreiding weergegeven. Modernise
ring en uitbreiding van het Staatse leger maakten ho
gere belastingen noodzakelijk en dat niet alleen in Ne
derland, maar in alle Europese landen. De periode 1550-
1660 wordt dan ook wel de tijd van de militaire revolutie
genoemd: overal in Europa werden legers gemoderni
seerd (toenemend gebruik van geschut, invoering van
het exerceren enzovoorts) en uitgebreid. De militaire
revolutie ging gepaard met belastingverhogingen. Deze
stuitten in verschillende landen af en toe op verzet van
de bevolking. Ook in de Republiek vonden belastingop-
roeren plaats, zij het doorgaans op kleine schaal. Mis
schien kende de Republiek een relatief goede belas-
tingmoraal, omdat de strijd tegen Spanje door brede
lagen van de bevolking gesteund werd. Anderzijds was
deze motivatie in 1624 kennelijk niet voldoende.
De accijnsverhoging op boter zou in heel Holland op 1
juni 1624 ingaan. Al voor de invoering was sprake van
onrust, vooral onder de boeren die vreesden dat deze
belasting alleen op hen zou drukken. De woede was
overigens niet rechtstreeks gericht tegen de staat, maar
tegen de zogenaamde belastingpachters. Accijnzen
werden in de Republiek doorgaans niet direct door de
staat geheven, maar verpacht. Dat wil zeggen dat het
recht, een bepaalde belasting gedurende een bepaalde
periode in een bepaald district te innen, door de over
heid bij opbod werd verkocht aan de meestbiedende.
Wat degeen, die de belasting gepacht had, boven zijn
pachtsom aan belasting binnenhaalde, was zijn winst.
Uiteraard was hij wel aan allerlei overheidsvoorschrif
ten gebonden.
Niet alleen in Haarlem was het onrustig. Op 1 juni 1624
vond in Leiden niet nader omschreven 'moedwil' plaats.
Op 3 juni was er in Amsterdam 's ochtends een rel op de
Botermarkt en werden 's middags de ruiten van het huis
van de belastingpachter ingegooid. Op 4 juni werd in
Geertruidenberg de belastingpachter zelfs het stadje
uitgejaagd. Een dag later vond een oproer in Den Haag
plaats. Ook in Delft moet iets aan de hand zijn geweest,
want de bronnen spreken van 'moeite', 'insolentie' en
'oproerige taal' (2). Nergens nam de onrust echter zo'n
omvang aan als in Haarlem.
In het district Haarlem was de accijns op botervaten
gepacht door Cornelis Luijten Groen. De accijns zou, te
beginnen op 1 juni, worden geïnd vlak vóór de verkoop
van de producent aan de consument, dus van de boeren
19