die met hun zuivelprodukten ter markt kwamen. Nu
vond in Haarlem de verkoop daarvan in deze tijd plaats
op twee punten, op de Ossenmarkt (die later Botermarkt
ging heten) en bij de Visbrug (die toen ook al Melkbrug
werd genoemd). De inning liet Groen over aan een 'col
lecteur', Tijs Tijsz.die werd geassisteerd door de deur
waarder Ysack Cornelisz. van de Wal. Het pachten van
belastingen was in de eerste helft van de 17e eeuw vaak
een bijbaan, maar Groen had het kennelijk al geruime
tijd professioneel aangepakt. Hij was, zo lezen we, 'een
oude pachter ende derhalve bij veelen gehaat' (3). Be
lastingpachters waren in het algemeen geen geliefde
figuren, vooral niet wanneer men de indruk had dat er al
teveel aan de strijkstok bleef hangen.
Op zaterdag 1 juni 1624 stroomden, zoals gewoonlijk,
de zuivelmarkten vol met boeren uit het omringende
platteland die hun waren ten verkoop aanboden. Zij
maakten echter geen aanstalten om van tevoren de
nieuwe accijns te voldoen. Vermaningen van de collec
teur en de deurwaarder hielpen niet. Integendeel, dit
wekte slechts de woede van de boeren op. Vooral bij de
vrouwen, wat niet zo verwonderlijk is, want ten eerste
was het in boerenfamilies gebruikelijk de verkoop van
de produkten aan de vrouw over te laten en ten tweede
hadden vrouwen in de 17e eeuw de reputatie snel tot
oproerig gedrag geneigd te zijn (4). Dat niet ten onrech
te, daar vrouwen bij veel oproeren in de 17een 18e eeuw
inderdaad een leidende rol speelden. In dit geval nam
een boerin uit Spaarnwoude, genaamd Trijn, de dochter
van Gerrit Jan Putten en weduwe van Jan Maertensz.,
het voortouw, 'uytvarende teghen de heeren Staten van
Hollandt, tegen burgemeesters ende raden deser stede,
spaerende niemandt, onvertsaeght overluydt roepende
dat sij de cantoiren beroofden, uitsuypers waren van de
ghemene middelen'. Bij schelden bleef het niet, want
'vol van boosheijdt ende dreijghementen heeft sij al 't
volck gaende ghemaeckt' (5). Ze liet het niet bij woor
den, maar pakte haar mes en bedreigde daarmee de
deurwaarder. Deze greep haar bij haar handen vast,
zodat ze het mes moest laten vallen. Maar nadat ze het
weer had opgeraapt, viel ze hem des te verwoeder aan
en maakte twee scheuren in zijn mantel. De deurwaar
der redde het lijf door met achterlating van zijn mantel
weg te vluchten. Trijn's woede was nog niet bekoeld,
want even later riep ze 'Soe ick de pachters hier hadde,
ick soude haer het hart in de handt geven' (6). Bij Hol
landse oproeren waren de dreigementen doorgaans