bloeddorstiger dan de praktijk. Het is in dit verband typerend dat de vrouw prompt werd toegesproken door een passerende bakkersknecht die haar zei dat ze zich een beetje rustig moest houden. Het nieuws van de rel ging echter als een lopend vuurtje door de stad. Van alle kanten stroomden 'wevers ende ambachtsluij' toe, 'die daer dreijghden het onderste boven te brenghen' en die van mening waren dat 'dit onghelijck haer niet te lijden stonde'. Wat we ons pre cies moeten voorstellen bij de mededeling van de ge schiedschrijver Schrevelius dat ze hadden 't'samen- gheswooren om die pachter te verdelghen', blijft onduidelijk, wel weten we dat er zich 's middags een menigte verzamelde voor het huis van Groen (7). De ruiten werden ingegooid, maar vermoedelijk kwam het niet tot een volledige huisplundering (8). Vooralsnog werd er niet ingegrepen door de schout of de schutterij, en de zaak leek met een sisser af te lopen. De volgende dag was een zondag. Dat betekende dat er twee onrustbevorderende factoren waren: men werkte niet en veel Haarlemmers kwamen op de been om naar de kerk te gaan. Iemand bleek dit te willen uitbuiten, want er was een opruiend paskwil aangeplakt op de deur van de Bavo. Het stadsbestuur reageerde meteen en loofde 300 gulden uit voor degene die de auteur zou kunnen aanwijzen (9). Het bleef verder rustig in de stad, maar niet in Spaarnwoude. Het stadsbestuur had beslo ten dat Trijn wegens haar rol in het oproer van zaterdag gearresteerd moest worden. Daartoe vertrok op zon dagavond om elf uur de landdrost van het kwartier van Kennemerland, Jacob Coesaert, met een aantal helpers. Hun werd echter een warme ontvangst bereid. Trijn liet weer eens zien hoe ze een menigte in actie kon brengen. Toen de drost aan de deur van haar woning aanklopte, weigerde ze open te doen. Ze zei: 'lek bidde jouw en doet 't doch nyet, ick weet well dat ick op zaterdach binnen Haerlem wat verkerft hebbe, maer gaet doch wech, want ick sorge dat 'et anders doode luyden om leggen zullen' (10). Toen de drost haar beval de deur te openen, ging ze naar de zolder, trok de ladder op en opende een venster. Ze begon op een ketel te slaan en riep 'moort, brant, bueren, stae bij'. En inderdaad, uit drie of vier nabij- staande huizen kwamen zo'n vijftien of zestien mannen, gewapend met hooivorken. Ze riepen de drost toe: 'Wat doet ghij hier? Gaet wech off wij bruijen der deur'. 21

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1983 | | pagina 23