cage van het omhulsel) of stoppen (vullen van de
ballen).
Het Haarlemse ballenmakersgilde bezat een concurrent
in Delft, waar het St. Michiels-Gilde zich bezig hield met
de ballenfabricage. De colven zullen voor het grootste
deel uit Leiden en omgeving gekomen zijn. Er was in
Leiden namelijk een colfmakers-gilde dat overigens ge
durig last had van de produktie van colven in de directe
omgeving van die stad.
Omstreeks 1650 was op de Zijlweg buiten de Zijlpoort
een colfmaker gevestigd. Zijn reclame stond op de
luifel:
'Hier maakt men kolven puik en eêl (edel).
Kolft met plezier, zonder krakeel.
Maakt een pintje of een vaan,
Maar laat den boer zijn rapen staan.
Al is de winter koud en fel -
Wij slaan den bal alevenwel'.
Het pintje en de vaan slaan op de inzet van de partijen.
Een 'pintje' was een pint wijn (ruim één liter); een 'vaan'
was een varendeel (vierendeel 4 mengelen onge
veer 31/2 liter) bier.
Onlangs is in het Kenaupark, niet ver van het Colfvelt en
ook niet ver van deze colfmaker een 17e-eeuwse kop
van een colfstok opgegraven, die misschien wel van
deze colfmaker afkomstig was. Hij is gemerkt met een
hoofdletter D en een tinmerk.
Wanneer men poogt zich tussen 1500 en 1650 een voor
stelling te maken van de hoeveelheden geproduceerde
ballen per jaar in West-Brabant, Delft en Haarlem
47
Gezicht op de Zijlpoort
omstreeks 1617 met colf-
spelers, op de Zijlweg,
rechts van de afbeelding,
woonde de colfmaker waar
in het artikel sprake van is;
Jan van de Velde
(1593-1641), éts
98x 197 mm
(Rijksprentenkabinet,
Rijksmuseum, Amsterdam,
357xx,FK339).
1 Vj'dtK l JV/ 7 V J. ht!