an de poli- lepu- 1795 nen- i het it op een >ten. aren ken. cht- van aan van aan gemeenteraad) op 20 juli te lezen, dat de commandant van de rijdende artillerie, in garnizoen in Haarlem, aan kolonel Druijvestein had medegedeeld, dat hij zich ge reed moest houden om, wanneer de order binnenkwam, direct met zijn troepen te kunnen uitrukken. Daarom was het gewenst ook 's nachts de Nieuwe of Kennemer poort te kunnen openen. Die poort, niet de Amsterdam se of één van de Houtpoorten, moest open kunnen. De commandant veronderstelde blijkbaar toen al, dat hij naar het noorden zou moeten. Hetzelfde was het geval met de commandant van de eerste halve brigade, gene- raal-majoor P.J. van Zuijlen van Nijevelt, die tussen 10 en 23 augustus vijf brieven aan de Haarlemse Municipa- liteit schreef, waarin hij om legeringsruimte en wagens vroeg. Daar zijn halve brigade in Leiden en Den Haag was gelegerd, veronderstelde hij dus ook naar het noor den te zullen moeten marcheren. Het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek ver moedde dus blijkbaar wat men kon verwachten. Maar Haarlem, vermoedde de Municipaliteit van Haarlem dat 55 De Kennemerpoort ca. 1780, tekening van H. Schouten (foto gemeentearchief Haarlem).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1983 | | pagina 57