pen werden besproken die niet in de aanvraag waren
vermeld. Wat kon er nu nog mis gaan? Wel, een hoop.
Mevrouw Vermeulen vond steeds weer nieuwe redenen
om naar de Haarlemse gijzelkamer te gaan. Op 11 okto
ber, toen de gevaren voor een Engels succes waren
geweken, besloot het Departementaal Bestuur Johanna
Louisa van Tets, huisvrouw van G.A. Vermeulen, vrije
toegang te verlenen. Zij zou zich dan wel steeds, zowel
bij aankomst als vertrek, aan een onderzoek moeten
onderwerpen en mocht geen geschriften of andere
voorwerpen aan haar man overhandigen. Dit werd het
Haarlemse bestuur te veel.
Op 19 oktober berichtten zij het Departement, dat de
hoofdschout en de president van het college van civiele
en criminele justitie te Haarlem zich hadden beklaagd
dat zij noch de baljuwen van Kennemerland en Brede-
rode, die van oudsher daartoe gerechtigd waren ge
weest, thans in staat waren hun gestraften in Haarlem
onder te brengen. Dit kwam, omdat het Departement de
Municipaliteit had gelast zes personen te gijzelen waar
door alle ruimte in beslag was genomen. Daarom ver
zocht men de gegijzelden elders te doen onderbrengen.
Bovendien veroorzaakten zij te veel last. Het was zelfs
voorgekomen, dat een lid van de commissie bij nacht in
actie had moeten komen. Ook maakte het bestuur er
bezwaar tegen dat, indien de gegeven instructie vol
gens de letter werd uitgevoerd, men werd gedwongen
daden en onderzoekingen te verrichten, die niet in over
eenstemming werden geacht met de waardigheid van
een lid van de Municipaliteit. Dit zal verband hebben
gehouden met het voorschrift, Mevrouw Vermeulen
steeds opnieuw te moeten visiteren.
Een dergelijke oproerige brief kon een zichzelf respec
terend Departementaal Bestuur niet aanvaarden. Er
werd dan ook teruggeschreven, uit het epistel te heb
ben begrepen, dat Haarlem het custodium van G.A. Ver
meulen wenste opgeheven te krijgen, of althans te ver
zachten 'tot eene schijnbaare, niets beduidende bewa
ring'. Er waren zes gearresteerden waarvan er slechts
twee op de gewone gijzelkamer gevangen waren gezet,
namelijk S. Stam, waarschijnlijk op 7 september gear
resteerd, verdacht van spionage en Vermeulen. De an
dere vier, matrozen uit Camp en Petten, zaten in de
stadsprovoost. Men vroeg zich af, of de twee personen
in de gewone gijzelkamer de hoofdschout en het colle
ge van justitie zoveel last konden veroorzaken, dat het
gemeentebestuur zich 'met zooveel ophef van woorden