ter onzer vergadering behoorde te addresseeren'. Ook
het tweede punt kon niet worden aanvaard, 'immers van
de ses persoonen op onze last gecustodieerd, was er
slegts één eenige opzigtelijk welke aan UI[ieden] of wel
aan Ul[ieder] commissie tot de Binnenlandsche Cor
respondentie een meerder bijzondere last was gegeven,
de persoon van G.A. Vermeulen De commissie
moest het toegestane bezoek zo regelen, dat zij er de
minste laste van had. Niemand kon hen dwingen dag en
nacht klaar te staan en wanneer dat toch was geschied
dan moest dat worden toegeschreven 'aan een laffe
toegevendheid'. Tenslotte kon het Departementaal Be
stuur zich niet herinneren iets te hebben bevolen, dat in
strijd zou kunnen zijn met de waardigheid van het ge
meentebestuur. De brief eindigde met de zin: 'Wij kun
nen des niet ontveinzen, Medeburgers, dat zoo den stijl
als den inhoud Uwer missive ons ten hoogsten surpra-
neert, dat wij als verders vermeenen, dat uit hoofde der
bij ons op den 24e deeser genomene resolutie, deze
geheele zaak is komen te vervallen Inderdaad had
het Departementaal Bestuur Vermeulen de 25e weer uit
de gijzeling ontslagen maar hem nog wel huisarrest
opgelegd. De vier matrozen mochten ook naar huis,
terwijl Stam op 1 november naar zijn familie in Amster
dam mocht vertrekken.
Haarlem vond echter, dat men de brief niet onbeant
woord kon laten. Maar men moest geen ruzie krijgen,
dus begon het epistel met erop te wijzen, dat het ge
meentebestuur onaangenaam was getroffen en niet in
dezelfde stijl zou terugschrijven, want twee lichamen
van openbaar bestuur moesten zich onthouden elkan
der verwijten te maken, daar zoiets niet bevorderlijk was
voor de rust in de Staat. Daarom volstond Haarlem met
mede te delen, dat zij zich niets van de missive van het
Departementaal Bestuur zou aantrekken. En daarmee
was deze onverkwikkelijke zaak beëindigd. Hoe Ver
meulen op de onaangename behandeling had gerea
geerd, interesseerde niemand.
Het kanongebulder, dat 6 oktober tot in de stad was te
horen, zal ook, maar nu de gehele bevolking, angst
hebben ingeboezemd. Het is waarschijnlijk ook de re
den geweest, dat het personeel van het artilleriepark in
en aan de Baan in baldadigheden uitbarstte toen be
kend werd dat de vijand was teruggeslagen. Zelfs de
officieren, die blijkbaar geen haar beter waren dan de
manschappen, richtten vernielingen aan. De 11e richtte
de Municipaliteit een brief aan luitenant-kolonel Parvé.
71