van menschen bidden'*35'. Vele Mariavereerders deden
daarenboven de belofte om ook thuis in het gezin de
rozenkrans te bidden tegen hongersnood en oorlogs
geweld.
Wat in de honderd jaar daarvoor niet gebeurde, vond
plaats toen het voor de mensen echt moeilijk werd. De
verering van Onze Lieve Vrouw van Haarlem nam voor
het eerst sinds 1843 grote vormen aan. Van een kapel
met een beperkte locale devotie veranderde de kapel in
een belangrijk regionaal bedevaartsoord. Na afloop van
de oorlog was de dank voor de Lieve Vrouw dan ook
groot. Reeds direct na de bevrijding werd er in juni een
uitbundige Mariaomgang gehouden in een 'berstens
volle kerk'. Later dat jaar, van 27 november tot 8 decem
ber, organiseerde men nogmaals een dankfeest vanwe
ge de bijzondere bescherming die de Maria van Haar
lem de stad en haar bewoners zou hebben geboden.
Gedurende de oorlogsperiode werden vele schenkin
gen aan het miraculeuze beeld gedaan. Een persoon
schonk duizend gulden ter versiering van de kapel, een
ander gaf een bijna even groot bedrag voor een nieuw
glas-in-loodraam<36'. Het raam boven de ingang van de
kapel werd eveneens in 1944 geschonken. Pastoor S.
van der Eisen gaf het nadat hij in de kerk zijn eerste mis
had opgedragen. Het raam is gemaakt door K. Traut-
wein en stelt de processie van de begijnen voor.
Kerkelijke De sinds de oorlog sterk toegenomen belangstelling
vernieuwingen voor en verering van de Maria van Haarlem liet de katho
lieke gemeenschap van Haarlem en omstreken niet on
beroerd. Binnen de oude broederschap en bij andere
katholieke voormannen waren plannen gegroeid om de
Mariaverering te coördineren. Hiervoor werd in 1947
tijdens een vergadering van de broederschap een com
muniqué opgesteld*37'. Hierin werd voorgesteld om de
drie Mariatradities die Haarlem kende te combineren:
- De oude verering van O.L.V. van Haariem.
- De broederschap van het zeer Heilig Hart van Maria
(parochieel in de Josephkerk sinds 1843).
- De Mariale groep van de Montfortanen die nationale
oefeningen/acties voorstond.
In de eerste instantie werd er gedacht om te komen tot
een interparochiële Mariakapel voor het oude beeldje.
Bovendien zou er moeten worden uitgezocht of het
beeld met recht miraculeus genoemd zou mogen wor
den, iets waar men blijkbaar nog niet op alle niveaus van
36