C E. SCHABBING In zijn proefschrift 'Onrust aan het Spaarne. Haarlem in
de jaren 1747-1751besteedt dr. J.A.F. de Jongste uitge-
Belastingrechtspraak breid aandacht aan de oorzaken van de onrust*1). Naast
in achttiende-eeuws belastingproblemen spelen economische, sociale en
Haarlem politieke gronden een rol bij het ontstaan van de onte
vredenheid. De Jongste geeft een algemene schets van
de misstanden op belastinggebied: bescherming en be
voorrechting van de elite; de onrechtvaardige verdeling
van de lasten; de sluikerijen als gevolg hiervan en de
strenge vervolging van overtreders. Voor concrete
voorbeelden ontbreekt hem de ruimte, reden waarom ik
hier een indruk wil geven, hoe diep de belastingproble-
matiek in het leven van de achttiende-eeuwse Haarlem
mer in kon grijpen. Dit wil ik doen aan de hand van de
toenmalige rechtspraak, waarnaar ik in een ander ver
band onderzoek heb gedaan*2'.
Tot op heden is overigens nog weinig onderzoek op dit
gebied gedaan. Twee standaardwerken, van P.H. En
gels en van F.N. Sickenga, dateren van respectievelijk
1848 en 1864*3'. Verder zijn er recentelijk plaatselijke en
regionale studies verricht naar belastingheffing, maar
nog niet in die mate, die recht doet aan de invloed, die
de belastingen op het dagelijks leven in de achttiende
eeuw uitoefenden.
Gebrek aan goede bronnen mag in deze geen excuus
zijn, in iedergeval nietwatde Haarlemse situatie betreft.
In het rechterlijk archief van Haarlem zijn namelijk de
archieven van schepencommissarissen bewaard. Deze
commissarissen, aangewezen uit de Haarlemse sche
penbank, spraken recht over misdrijven en overtredin
gen op belastinggebied. Hun jurisdictie beperkte zich
niet tot de stad Haarlem alleen, maar strekte zich uit
over de baljuwschappen Kennemerland, Blois, Assen
delft, Brederode en Noordwijkerhout c.a. Dit hangt sa
men met de organisatie van de belastingrechtspraak,
waarbij een particulier, de officier (schout) of baljuw
van de stad of streek waar een overtreder was betrapt,
als eiser optrad. Deze situatie bleef min of meer onge
wijzigd tot het eind van de achttiende eeuw.
De belangrijkste onderdelen van het archief van sche
pencommissarissen zijn de commissarisrollen en -re
gisters. De rollen beslaan de periode 1699-1808 (inv. nr.
106-1 t/m 106-8) en bevatten in het algemeen de volgen
de gegevens:
1. de naam (namen) van de eiser(s) en hun hoedanig
heid;
46