strafvermindering en in oktober van hetzelfde jaar nog eens twee jaar'13'. Hij zou echter het restant van zijn straf niet uitzitten. Op 13 juni 1748 barstte het pachtersop- roer los. Het eerste doelwit van de menigte was het huis van de pachter Verwey. Men verweet hem dat hij enkele weken te voren een arme kerel had laten opsluiten in het rasphuis vanwege de smokkel van drank*14'. Dit moet de schipper Frans Jansz. van Muyen zijn geweest. Men was hem, en enkele andere zwaargestraften niet vergeten. Op 15 juni werd in het commissarisregister met enige wrevel aangetekend dat enkele personen de vrijlating van deze Van Muyen en van Jan Jonkers, die al in 1746 was veroordeeld, niet eens beleefd vroegen, maar eis ten. Enkele dagen later moest men onder druk van de oproerlingen ook Jan Jansz. Molenaar in vrijheid stellen en de ban van Pieterde Hertog opheffen'15'. Wie dacht, dat na de afschaffing van de belastingver pachting en met de inning door ambtenaren in 1750 een humaner strafbeleid zou volgen, komt bedroegen uit. Juist in de eerste jaren na 1750 vielen zware straffen, variërend van geld- en gevangenisstraffen tot verban ningen. De geldboetes schommelden tussen de 1000 en 2000 gulden (binnen 14 dagen te betalen en de overtreders die dat niet op konden brengen, mochten rekenen op tien dagen water en brood, tien tot vijfen twintig jaar verbanning of werkhuisstraf. Waarbij te be denken valt, dat het bij de misdrijven meestal ging om kleine fraude: het illegaal malen van graan met een handmolentje, slachten zonder toestemming, het smokkelen van een schapeboutje, of 1 /16e deel van een tonnetje boter. De zwaarste straf kreeg de turftonster Jannetje Har mens op 22 oktober 1751 opgelegd. Deze 52-jarige we duwe had 90 tonnen turf verzwegen voor de belasting, waarop de schepenen van Haarlem haar veroordeelden tot een extreem zware straf: te worden gebragt op het schavot staande voor het Raathuis deser stad al waar men gewoon is crimineele justitie te doen, om aldaar door den scherpregter te worden aan een paal gebonden en in het openbaar te worden gegeselt Bovendien werd haar eeuwige verbanning uit Holland en West-Friesland opgelegd'16'. Na deze eerste jaren daalde het aantal zaken aanzien lijk. Ook belastingoproeren zou Haarlem niet meer mee maken. Dit gold overigens voor geheel Holland. Het lijkt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1984 | | pagina 54