dak was niet zichtbaar, omdat op de spanten ter hoogte van het haanhout een vliering was aangebracht. Deze ruimte was niet toegankelijk, behalve dan, gezien het aantal vochtplekken in het plafond, voor het hemelwa ter. De doorloophoogte van de zolderruimte bedroeg cir ca 1,90 meter. In 1981 besloot de eigenaar - hij was toen al over de ne gentig - het pand te verkopen, gezien de slechte bouw kundige staat en de mogelijke problemen die dat in de na bije toekomst zou kunnen opleveren. Toen verkoop ter sprake kwam was voor ons, als huurders bekend met de bouwkundig slechte situatie maar met een duidelijk beeld voor ogen wat er van te maken zou zijn, een beslissing tot koop niet moeilijk. Toen het pand op drie juni 1981 definitief in eigendom was overgedragen, begonnen wij onmiddellijk met het opstellen van een restauratieplan. De onzekerheid over wel of geen subsidie en de beperkte eigen middelen lieten een totale restauratie op korte termijn niet toe. Besloten werd in twee fasen, uitgesmeerd over een aantal jaren, het geheel aan te pakken. De plannen zouden deels in zelfwerkzaamheid en deels door een aannemer uitge voerd moeten worden. Allereerst werd de kap aangepakt. Want als er enige re gen van betekenis op komst was moest bijvoorbeeld de bank in de woonkamer van z'n plaats om emmers en bak ken voor het lekwater neer te kunnen zetten. De constructie van de kap bestond uit vier grenehouten spanten, waarin telmerken waren gebeiteld, opeenvol gend genummerd van één tot en met vier. De helling van de dakvlakken bedroeg 59 graden. Mede op grond van bouwsporen in de achtergevel - waarop later nog wordt ingegaan - kan geconcludeerd worden dat het een kap uit het begin van de 17de eeuw betrof. Na het verwijderen van de zachtboard betimmering kwam de kap in zicht en diende de eerste tegenslag zich aan. De kapconstructie bleek grotendeels verrot. De on derzijden van de spantbenen waren deels vergaan en ern stig aangetast door houtworm. De sparren - in het verle den al op enkele plaatsen vervangen door sporen - ver toonden hetzelfde trieste beeld. Ter plaatse van de nok balk waren op sommige plaatsen de uiteinden weggerot of braken af als ze werden aangeraakt. Van de nokbalk zelf ontbraken de uiteinden waaraan de top van voor- en achtergevel verankerd behoorde te zijn. 119

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1985 | | pagina 121