bij aan het inzicht in enkele aspecten van de vroege ge
schiedenis van Haarlem.
Het onderzoek werd uitgevoerd door het Gemeentelijk
Archeologisch Team en kan in drie fasen onderverdeeld
worden.
Fase i, Kleine Houtstraat
41a, 1982
Doordat de restauratie van het pand plotseling in een
stroomversnelling geraakte kwam het tijdschema voor
het geplande archeologische onderzoek danig in de knel.
Er bleek gedurende slechts één dag onderzoek verricht te
kunnen worden: 8 juli 1982.
Er werd dan ook besloten om slechts in de 'etalage' van
het voormalige winkelpand een sleuf te graven die lood
recht op de straat stond en die deze straat bovendien zo
dicht mogelijk naderde. De wand van deze sleuf (het pro
fiel) moest de nodige gegevens verschaffen.
Tussen de werkzaamheden van de nijvere mensen van de
aannemer door lukte het om een 3 meter lange, 70 centi
meter brede en 2, 3 meter diepe werksleuf te graven.
De zuidwand van deze sleuf bleek een bruikbaar profiel
op te leveren, waarvan de onderste 20 centimeter door
opwellend grondwater slechts ten dele waargenomen kon
worden.
De bovenste helft van het profiel vertoonde het gangbare
bewoningspatroon: een afwisseling van laagjes bouw-
puin, die bewoningsfasen vertegenwoordigden, met op-
hogings- of egalisatielaagjes. Een brandlaagje op een
diepte van 61 centimeter boven nap vormde de stille ge
tuige van de vlammenzee die aan de eerste uit baksteen
opgetrokken stenen behuizing een einde maakte. Vlak
boven dit brandlaagje werd een baksteen aangetroffen
waarvan het formaat (27x12,5x6 cm) ons terugbrengt
naar de 14de eeuw. In die eeuw woedden er enkele grote
stadsbranden in Haarlem waarbij grote delen van de stad
in de as gelegd werden. Het tijdschema liet een nauwkeu
rig onderzoek van het brandlaagje niet toe. Gezien het in
de erboven gelegen corresponderende puinlaag gevonden
gelig- en gevlamd steengoed, dat op het midden van de
14de eeuw teruggaat, moet de brand rond het midden
van die eeuw uitgebroken zijn.
Onder het brandlaagje liet het profiel een afwijkend pa
troon zien. De aanvankelijk min of meer horizontaal ver
lopende gelaagdheid maakte met name rechtsonder in het
profiel plaats voor een sterk aflopende. Er bevonden zich
hier enkele zeer compacte laagjes klei, zand en tamelijk
humeus materiaal, die samen een opvallend hecht geheel
vormden. Bovendien was, met name in de kleilaag, het
136
De werksleuf in de 'etalage'. Het
inmeten van de bodemlaagjes van
het zuidprofiel.
Foto: Histovisie