plaats achter Kleine Houtstraat 43. Wanneer hun erfge namen in 1613 het pand van de hand doen wordt in de transportakte de voorwaarde opgenomen dat de deure inde symuyre daerdeur men tot het plaetsken gaet tot ge- mee ne costen met een steenen muyr toegemetselt sal wer den omme alsoo van den anderen bevrijt te sijn. Wel moet de eigenaar van nr. 43 de lichten boven de voor schreven deure comende, als oock mede het kelderlicht- gen dat op het binnenplaatsje uitkijkt gedogen sonder de lichte te mogen versparren. Het tegen nr. 43 aangebouw de secreet en het keukentje mogen blijven bestaan, maar de koper van het huis in de Gravinnesteeg zal wel den ca- pellen gemaeckt boven int dack van dese huyse ende ten westen responderende tegen 't huys in de Cleyne Hout- straet moeten affbrecken ende den daecke van dien maecken recht nederwaerts gelijck is 't dack vande ver deren huyse. Dat schijnt voor de nieuwe eigenaar van Gravinnesteeg 1 geen problemen op te leveren, want op 24 augustus 1613 vindt de overdracht plaats voor 1300 carolus guldens aan Michiel Gerrits, een linnenwever uit Thielt. Claes Pietersz., die in 1582 het huis Kleine Houtstraat 41a had gekocht, heeft daar maar kort van mogen genie ten. Hij overleed omstreeks 1585. Weduwe Trijntgen hertrouwt daarop met de linnenwever Henrick Jansz. van Kempen, met wie zij tot iót9 in de Kleine Houtstraat blijft wonen. Vermoedelijk is het deze Henrick Jansz. geweest die het huis drastisch heeft verbouwd en het zijn vroeg 17de- eeuwse kenmerken heeft gegeven. De balklaag van de verdieping, het metselwerk van de achtergevel en de aan- 148 Vervalsing van een Poolse i Grosschen munt uit 1614. Het origineel is een door Balthasar Stanislawsky de Pilawa (f1615), 'Kronschatzmeister' onder ko ning Siegmund II, geslagen munt. Zou Henrick Jansz. van Kempen erachter gekomen zijn dat het om een vervalsing ging en hem ver volgens in de beerput geworpen hebben? Foto: Openbare Werken, Jos Fielmich. Gebruiksvoorwerpen uit het huis houden van de linnenwever Hen rick Jansz. van Kempen, die van 1585 tot 1619 in het huis woonde. Een roodbakkend aardewerk strijkboutje, een koperen kraan die gebruikt is geweest om wijn of bier uit houten vaten te tappen. De handgreep van de kraan heeft een siervorm: de driepas. De mond van de tap ontbreekt. De tinnen lepel met een rechte on versierde zeskantige platte steel die doorloopt op de achterkant van de ronde bak, completeert dit complex. Foto: Openbare Werken, Jos Fielmich.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1985 | | pagina 150