strandheuvel: hoe ruischen de golven bij den minsten
wind: hoe rijst en daalt de zee bij vloed en ebbe, en hoe
verbreedt of versmalt daardoor, binnen slechts weinige
uren, het strand. Maar dat strand verdwijnt soms geheel
en al, wanneer de winden uit het noordwesten bulderen,
en de zee tegen de duinen opjagen, gelijk in 1825, toen de
onstuimige waterplas zoo hoog steeg, dat een schip van
zestien voet diepgang, voor het Badhuis het anker hadde
kunnen uitwerpen.
In het schoone jaargetijde heeft men nogtans zelden
daarvan iets te vreezen, en uw oog overziet deze strook
van den oceaan, waarop misschien in de verte eene gan-
sche vloot van visschers-pinken verspreid ligt, die hare
netten hebben uitgeworpen, of ze meer noordwaarts
gaan uitwerpen, indien ze niet reeds met hare vracht huis
waarts keeren. Heeft uwe komst te Zandvoort in de week
plaats, dan zult ge getuige zijn van den afslag: dat wil
zeggen, van het verkoopen der verschillende vischsoor-
ten, die de Zandvoorder pinken aldaar hebben aange-
bragt, en die oogenblikkelijk naar Haarlem, Amsterdam,
en thans ook, met den spoorwagen, naar Arnhem ver
voerd worden. Sommigen dier pinken liggen zoo wijd in
zee, dat men er nauwelijks de masten van zien kan, en
verre de meeste derzelven behooren te Scheveningen
thuis. Want men moet weten, dat de eigentlijke vangst,
ten noorden van Zandvoort geschiedt; waaruit volgt, dat
men al de menigte vischvaartuigen van Scheveningen, tel
ken reize, tweemaal voorbij Zandvoort ziet komen: ter
wijl ook, onder gelijke omstandigheden, de Zandvoor-
ders altijd eenige uren vroeger met hunne lading aan wal
zijn, dan de Scheveningers, en men dus ook altijd te
Haarlem verscher visch eet, dan te 's Gravenhage.
Op korten afstand van het strand, ziet men de garnalen-
vangst uitoefenen, of schulpen baggeren, voor de puin-
wegen of kalkbranderijen, welk laatste bedrijf, sedert het
bestaan des straatwegs, een belangrijke tak van bestaan
voor het dorp geworden is.
Hoe gaarne zouden intusschen vele strandbezoekers al
hier een klein vaartuig vinden, waarmede men, met hal
ven wind, een uur ver in zee konde steken, om nog bij
tijds terug te zijn, ten einde aan de algemeene tafel, in het
Badhuis, plaats te kunnen nemen; terwijl u, na den maal
tijd, nog een paar uren overblijven, om het dorp te bezig-
tigen.