door hij als jongeman al een vrij behoorlijke reputatie ge noot. In 1919 is Piet eigenlijk als zelfstandig kunstenaar zijn loopbaan begonnen, want toen huurde hij in de Meester Lottelaan - destijds het Haarlemse Quartier Latin - een atelier. Dat was niet te gewaagd, omdat hij met vertrou wen het eindexamen tegemoet kon zien. In 1920 was het zover. Op 20 juni van dat jaar haalde hij, met glans, zijn einddiploma. Inmiddels had hij zijn atelier Het gele uiltje gedoopt. Het was een praktisch en gezellig huisje met een piepkleine tuin, die onder de schaduw van de bomen in de Haarlemmerhout lag. Dat was net iets voor Piet, want hij hield van de natuur en als hij 's zomers de tuindeuren open had, hoorde hij de vogels zingen. In die rustige sfeer kon hij ongestoord en naar hartelust met zijn kunst nijverheid en zijn schimmenspelen bezig zijn. In 1921 gebeurde er iets, dat - zoals later zou blijken - voor zijn artistieke vorming hoogst belangrijk zou zijn. Hij maakte een reis naar München, waar hij ging werken onder leiding van Reinold Pfeifer, een bekend tekenaar van spotprenten, die onder meer medewerker was van het internationaal vermaarde satirische blad Simplicissimus. Men zal zich kunnen voorstellen, dat de kunststad Mün chen, met zijn imposante gebouwen, zijn theaters en mu sea, een onuitwisbare indruk op de jonge kunstenaar ge maakt heeft. Buitendien, met het oude stadsdeel als de cor, was het een middelpunt van een plezierig en mon dain leven. München had voor veel kunstenaars een prik kelende en magnetische kracht. Zij kwamen van heinde en ver met nieuwe opvattingen, waardoor de moderne kunst hier in heel haar fantastische kleurigheid tot bloei gekomen was. Van de nieuwe stromingen, die elkander als 't ware doorkruisten, had vooral het expressionisme, de kunst van de 'verhevigste' expressie, de kunstenaars in zijn greep. Toen Pieter weer in Haarlem terug was, konden wij dui delijk aan zijn werk bemerken, dat het expressionisme hem bijna magisch beinvloed had. Overigens was het een richting, die goed bij zijn streven paste, want al eerder had hij, onder meer door zijn affiniteit met de negerkunst, bewezen dat de uitdrukking voor hem van een bijzondere betekenis was. Zijn verblijf in München had hem sterke impulsen gegeven, zijn visie was erdoor verruimd en zijn beeldend vermogen had meer zeggingskracht gekregen. Deze verandering tekent zich zelfs heel scherp af in figu ren als Het Lichaam en De Gedachte, die hij kort daarna, in 1923, voor Otto van Tussenbroeks parodie op de Broe- 197

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1985 | | pagina 199