de aankondiging van zijn ontdekking in 1839 trad Dag-
uerre samen met zijn compagnon Isidore Nièpce in on
derhandeling met de Franse regering, die in ruil voor de
complete formule aan beiden een lijfrente in het vooruit
zicht stelde. Hoewel de daguerréotypie het eerste offi
cieel erkende fotografische procédé is, wordt deze tech
niek niet als de werkelijke voorloper van de huidige foto
grafie beschouwd. Die eer komt toe aan de Engelse
grootgrondbezitter en wetenschapper William Henry Fox
Talbot (1800-1877), die eveneens rond 1839 het negatief-
positief procédé bekend maakte. Dit procédé wordt kalo-
typie genoemd (naar het Griekse woord kalos, dat mooi
betekent), ook wel zoutdruk geheten, of naar de uitvin
der Talbottypie.2' Talbot gebruikte lichtgevoelig gemaakt
teken- of schrijfpapier om tot een fotografisch beeld te
komen. Het was de Engelse beeldhouwer en amateurfo
tograaf Frederic Scott Archer (1815-1857), die een ver
nieuwd chemisch procédé op glas ontwikkelde, dat collo-
dium wordt genoemd.31
Aan de hand van deze korte historische inleiding kan de
techniek van onze foto redelijk worden bepaald. Onze
contactafdruk zou zowel van een kalotype (papiernega
tief) als van een collodium (glasnegatief) gemaakt kun
nen zijn. Bij een perfecte beheersing van de techniek kan
men aan de foto namelijk niet zien of een papier- of glas
negatief is gebruikt. Onze foto vertoont echter volgens
deskundigen de uiterlijke kenmerken van een kalotypie
of zoutdruk.4'
Het met zout bewerkte papier van onze kalotypie werd
gevoelig gemaakt met zilverchloride. Na het drogen werd
dit aldus geprepareerde papier samen met het negatief in
een afdrukraam geklemd en bij voorkeur belicht in de
zon. Onder invloed van het licht werd het papier snel
donker, omgekeerd evenredig aan de toonwaarden van
het negatief, zodat een positief beeld ontstond. Wanneer
de gewenste densiteit was bereikt, werd het papier uit het
afdrukraam gehaald, gefixeerd en gedroogd.
In ons land werd de fotografie in de jaren veertig van de
vorige eeuw in beperkte mate beoefend. Diegenen die
zich wilden laten portretteren waren in die jaren voorna
melijk aangewezen op een groep rondreizende buiten
landse fotografen uit Frankrijk, Duitsland en Engeland,
die uitgeweken waren vanwege toenemende concurrentie
in eigen land. Opvallend was de belangstelling voor het
fotograferen door schilders, tekenaars en graveurs, die
39