Noten
47
In gebruik geweest van 1839 lol c^* 1 ^60Een gepolijst verzilverde
koperen plaat werd in het donker blootgesteld aan de damp van jo
dium. De zo lichtgevoelig gemaakte plaat werd in de camera belicht,
waarna zij werd ontwikkeld in een speciaal toestel, waarin de plaat
boven een kwikbad werd gezet dat werd verwarmd. De kwikdamp
deed op de plaat een beeld van zilveramalgaam ontstaan, dat werd
gefixeerd met een oplossing van keukenzout in water. Er ontstond op
deze manier een direct positief spiegelbeeldig beeld. Door spiegeling
moest de verzilverde plaat onder een bepaalde hoek worden bekeken.
Elke afbeelding was eenmalig; wanneer van een bepaalde opname
meer dan één exemplaar werd verlangd, moest voor de volle prijs een
nieuwe opname worden gemaakt. Om beschadiging van de plaat te
voorkomen, werd de foto achter glas in een cassette geleverd.
In gebruik geweest van 1841 tot ca. 1857. Een goed soort teken- of
schrijfpapier werd lichtgevoelig gemaakt door het te dompelen in een
oplossing van kaliumiodide en zilvernitraat. Het na het belichten in
de camera gevormde, zeer zwak zichtbare beeld werd ontwikkeld en
versterkt in oplossingen van zilvernitraat en galluszuur. Na fixeren
en spoelen had men zo een negatieve voorstelling van het onderwerp
op papier verkregen. Door dit negatief met was in te wrijven werd het
papier transparant gemaakt, waarna er op gelijksoortig papier een
contact-afdruk werd gemaakt.
3 In gebruik van 1851 tot ca. 1881Op een glasplaat werd een laag col-
lodium aangebracht waarin kaliumiodide was opgelost. Voor de op
name werd de plaat gedompeld in een oplossing van zilvernitraat in
water. De belichting diende te gebeuren terwijl de plaat nog nat was,
waarna zij onmiddellijk moest worden ontwikkeld en gefixeerd.
Door uitdrogen van de plaat zouden de zilverzouten uitkristalliseren
en zou het collodium minder doorlaatbaar worden voor de ontwik-
keivloeistof.
4 Dit is de mening van mevrouw I. Leijerzapf en de heer H.K. Moes-
hart, resp. conservator en wetenschappelijk medewerker van de afde
ling Fotografie van het Prentenkabinet van de Rijks Universiteit te
Leiden en van J. Coppens, docent in de geschiedenis van de fotogra
fie aan de Academie St. Joost te Breda en auteur o.m. over de kalo-
typie. Hierbij dank ik hen hartelijk voor de plezierige medewerking.
5 Een deel van de biografische gegevens zijn ontleend aan gegevens van
de werkgroep Lexicon Nederlandse Fotografie van de Rijks Universi
teit te Leiden waarvan M.A.R. de Hooge o.m. de fotograaf Pruter
behandelde. Ook van J. Coppens te Eindhoven werden gegevens ont
vangen.