mers, produktie is altijd beter dan niets doen - bood dit
systeem het voordeel dat de betaalde lonen geheel of ge
deeltelijk gedekt zouden worden door de opbrengst van
de gefabriceerde goederen, wat een besparing zou beteke
nen op de uitgavepost van de armbesturen. Dit zou bete
kenen dat ook de subsidies die uit de stadskas verstrekt
werden met twee-derde zouden kunnen worden terugge
bracht.
De verwachtingen waren hooggespannen. Hoe was de
praktijk?
De praktijk Voor het succes van het project was het van essentieel be
lang dat er een goede bedrijfsleiding zou komen. Daarom
was het bijzonder verheugend dat men twee vooraan
staande Haarlemse ondernemers bereid had gevonden
om hun kennis en ervaring ter beschikking te stellen bij
het opstarten en besturen van de fabriek. Zo ontstond de
Commissie van de armenfabriek. Zij bestond uit de vol
gende personen:
L.J. van der Smissen algemene bedrijfsleiding
I. Wijnkamp
H. Ghele boekhouder/schrijver
M.G. Thesing lid van de Commissie van
Superintendentie
J.F. Sibmacher
J.E. van Varelen
Deze fabriekscommissie had de algemene leiding van het
bedrijf en was verantwoording schuldig aan de Commis
sie van Superintendentie, die op haar beurt weer verant
woording schuldig was aan het stadsbestuur.
Begin oktober 1805 werd in een lokaal in de Lange Ro
zenstraat een begin gemaakt met het opleiden van een
aantal meisjes. Deze meisjes, die gerekruteerd waren uit
de drie gesubsidieerde godshuizen, werden geschoold in
het spinnen van vlas en van hennep. Het laatste was voor
een deel bestemd voor een zijldoekfabriek buiten de stad.
Tevens werden enige meisjes opgeleid in het kantklossen.
Meer ervaren meisjes en vrouwen, die vanwege een licha
melijke handicap niet in de fabriek konden werken en in
het bezit waren van een spinnewiel, kregen de gelegen
heid thuis te spinnen, ook hekelden zij vlas en wasten zij
wol, tegen 20 tot 40 stuivers per week. Om nog meer
mensen aan het werk te helpen, werd de katoenspinnerij
van de diaconiefabriek weer nieuw leven ingeblazen.21»
56