om een vlasspinnerij op te zetten. Dit onder voorwaarde dat dit geld niet gebruikt mocht worden om de lopende schulden af te lossen. Dit aanbod viel zo goed, dat het ge meentebestuur het bedrag nog eens aanvulde met 2.208,-. Door deze stimulans zag men kans om in korte tijd 45 spinnewielen in produktie te brengen.44' Maar ook wat betreft de produktie van de spinnerij golden de be kende afzetproblemen en de laksheid van betalen bij de afnemers. In 1813 had het economisch leven in Haarlem in het alge meen een dieptepunt bereikt. En ook in de jaren erna was de opleving gering. De enige oplossing die het stadsbe stuur zag was het stimuleren van de armenfabriek.45' De fabrieksleiding was niet pessimistisch. Op een vraag van de Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij antwoord de men dat weliswaar de voormalige tijdsomstandighe den eene aanmerkelijke stremming in de werkzaamheden (hebben) veroorzaakt, doch dat de gelukkige ommekeer van zaken ook eenig uitzicht geeft.46) Voor de meesterknecht Jan van Berloo had de weinig flo rissante situatie van de armenfabriek als gevolg dat zijn loon van 10,- verlaagd werd naar ft,-, en hem werd zelfs ontslag per april 1815 in het vooruitzicht gesteld als de situatie niet verbeterde. Wel zou hij zijn gekorte 3,- dan alsnog uitgekeerd krijgen. Tekenend voor de slechte situatie was ook dat men besluiten moest om spinnewie len en weeftoestellen voor vijf stuivers te verhuren. Later was het zelfs mogelijk om tegen vergoeding van licht en verwarming van alle werktuigen en gereedschappen ge bruik te maken.47' Toch koos men voor voortzetting van de fabriek. Eind 1815 bood zich weer een nieuwe mogelijkheid aan. De vlas- en linnenfabricage werd weer hervat en uitgebreid, ditmaal op initiatief van de landelijke regering. Maar ook dit initiatief raakte in de versukkeling, hoewel men veel deed om de afzet te bevorderen. In 1818 meldden de re gentessen van het Diaconiehuis bijvoorbeeld dat zij geen klachten hadden over de kwaliteit van het linnen, maar dat zij elders dezelfde kwaliteit voor drie stuivers de el minder konden kopen. Ondanks het feit dat op de prijs van de fabriek, 15 stuivers de el, geen winst gemaakt werd, besloot de fabrieksleiding de prijs toch naar 12 stuivers te verlagen 'daar het hoofdmerk is, menschen werk te geven en de armen wel te doen' .48) Te vermelden valt nog een laatste met veel elan begonnen project dat mislukte. In 1820 mocht Jan Haring zijn vin-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1985 | | pagina 64