mee is het de oudste voorstelling van de voorgevel van
het stadhuis na de reeks isde-eeuwse verbouwingen vóór
de tot nu toe oudst bekende, de vrij vage voorstelling van
1581 op de achtergrond van Goltzius' gravure van Al-
laert Schatter, de waard van de Oranje Appel, en de
daarop volgende nauwkeurige voorstellingen van Pieter
Saenredam in de twintiger jaren van de 17de eeuw.
Omdat de lichtval is berekend op de gewone voorkeur
van linksboven in de uitgevoerde prent, vinden we bij het
keren de zon aan de noordkant van het stadhuis. We
moeten ons daardoor niet laten afleiden bij de apprecia
tie van de hoofdzaak, het stadhuis in grote trekken zoals
het er uitzag in de jaren tussen 1464 en 1564!
Heemskercks stadhuis van Bethulië blijkt een waardige
aanwinst in de uitgebreide catalogus van de belangrijkste
afbeeldingen van het uitwendig aanzien van het gebou
wencomplex samengesteld door mr. Phaff in zijn samen
met Royaards en Jongens geschreven Het Stadhuis van
Haarlem (1961),4) dat de inleiding moest vormen voor de
algemene restauratie, waarvan we sindsdien gelukkig van
tijd tot tijd gedeelten hebben zien verwezenlijken.
Uit een oudere afbeelding, die toen wel bekend was, en
waarover ik nog kom te spreken, was de toestand vóór de
i5de-eeuwse verbouwingen bekend. Op Heemskercks
prent is het resultaat van de verbouwingen te zien.
Rechts, op de hoek van de Zijlstraat (afb. 2), de nieuwe
stedekamer van 1454-56 op haar drie-bogige galerij, dan
de omstreeks 1470 naar voren en naar opzij uitgebreide
grote vierschaar en de kleine vierschaar waar de grote nu
tegenaan loopt. De trap is vrij vaag, maar we menen de
schilddragende leeuwen te zien, evenals boven het bordes
drie beelden aan de gevel en, nog hoger, een aantal figu
ren van ridders of graven. Deze laatste komen niet meer
voor op Saenredams tekening van circa 1625, maar wel
de drie beelden aan het front van de grote vierschaar.5'
De toren is grotendeels fantasie, ook zal er vlak naast de
stoep geen poortje zijn geweest; maar wel waren er na
tuurlijk de pandpoort en het hangtorentje op de hoek
van de gravenzaal. De spitsjes op de einden van de nok
zijn te zien; de ooievaarsnesten zijn - als niet passend in
het Heilige Land? - weggelaten.
Al met al een belangrijke aanwinst in de reeks gezichten
op het Haarlemse stadhuis - zij het dat het meer een im
pressionistisch citaat is, een aanmoediging aan de bur
gers van Haarlem in moeilijke, benarde tijden om zich
even dapper en godvruchtig te gedragen als de burgers
van Bethulië, dan een pijnlijk nauwkeurige weergave zo-