ren en bood het interieur te koop aan, onder andere aan het Frans Halsmuseum te Haarlem. Op 7 april 1923 verscheen in het Haarlems Dagblad nog een arti kel 'Een mooie oud-Hollandse kamer uit Haarlem ver dwenen'. De Vereniging Haerlem deed nog een misluk te poging om de kamer voor Haarlem te behouden. In december 1927 verkocht de heer Lugard de kamer aan een kunsthandelaar van Nederlandse afkomst, J. D. de Vries, die te New York de Soenda Company leidde. Van hem verwierf het Philadelphia Museum of Art in 1928 het interieur. Over het vertrek en de inrichting van 'Het Scheepje' in de oorspronkelijke situatie was uitvoerig gepubliceerd door K. Sluyterman.3) Twee afbeeldingen tonen de originele situatie van het vertrek, voordat de ontmanteling plaats vond. Boven dien had Sluyterman zijn studenten van de Polytech nische Hogeschool gedetailleerde tekeningen en opme tingen laten maken van het interieur. Ook Paul van Alff maakte in september 1916 een tekening van het interieur.4) Sluyterman werd ook om advies gevraagd toen de ar chitectonische onderdelen in het Philadelphia Mu seum aangebracht moesten worden. De opmetingen en tekeningen stelde hij aan het museum ter beschikking. Enige tijd na de aankoop in 1928 kon nog de balken zoldering uit het vertrek worden verworven. Het lukte echter niet het kruisvenster en de vloer uit 'Het Scheepje' te kopen om zo een zo volledig mogelijke reconstructie te kunnen realiseren. De installatie van het interieur kwam gereed in 1930. Bij de vergelijking met de situatie in 1908 voor de ont manteling en de nieuwe situatie in het Philadelphia Museum of Art vallen enige verschillen op. Het grote kruisvenster was in Haarlem gebleven. In Philadelphia werd de raamwand voorzien van twee kleinere ven sters, in symmetrische opstelling, hetgeen in de zeven tiende eeuw veelvuldig werd toegepast. De plaats van de bedstede en de deur van de kast werd omgewisseld. Oorspronkelijk bevond de bedstede zich bij de haard. Deze imposante haardpartij met zandstenen, gebeeld houwde wangen en een eikenhouten betimmering, ver sierd met pilasters, rolwerk en mascarons, is zeer ver want met de twee haardpartijen in de voormalige Vroedschapskamer van het stadhuis te Haarlem (nu B en W-kamer). Deze waren aangelegd in 1620-22 bij de uitbreiding van het stadhuis onder supervisie van de 103

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 105