kenbaar. Begrijpelijk, want zij was geen 'geleerde vrouw' zoals Aletta Jacobs. In Krijthe vond ze een vriend en intellectueel leidsman, zoals blijkt uit een artikel over 'De heiligende, geluk en zegen versprei dende invloed der vrije gedachte' dat Carolina in au gustus 1882 schreef.19) Met een innig zielsgenoegen begon zij lange fragmen ten te citeren uit de brochure Om der waarheid wille (1874) van Krijthe.20) In feite was dit een open brief van zo'n 140 pagina's aan de Utrechtse hoogleraar Mr. C. W. Opzoomer, waarin Krijthe afstand nam van de godsdienst en de loftrompet over de 'vrije gedachte' stak. Met veel omhaal van woorden schildert hij twee, naar het leven geteekende typen van door de vrije gedachte gevormde menschen, een vrouw en een man, die zonder dat zij godsdienstig zijn, toch blijdschap, berusting, hoop en vertrouwen kennen. Carolina be kende dat haar hart bij het lezen van die woorden snel ler was gaan kloppen en zij schetst hoe haar eigen leven door de vrije gedachte veranderde: Op een hiernamaals te hopen, waar ik vergoeding zou de ontvangen voor ontbering en leed, vermocht ik niet; geen wonder derhalve, dat ongeloovig als ik was, door niets gesteund, geen hoop en vertrouwen bezitten de, nergens berusting kunnende vinden - het leven mij geen weldaad scheen te zijn, het eens geboren te zijn geworden geen geluk, maar een droeve ramp. Het meest nog kwam ik in opstand tegen het noodlot, zooals ik het noemde, dat mij als vrouw liet geboren worden, zwak, zonder rechten, niets vermogend, daar toch de man konde strijden, al was het dan ook maar den strijd der vertwijfeling. In de verbittering van mijn gemoed wilde ook ik, voor mij, het volle recht om mede in het strijdperk te treden. In den strijd te vallen was toch verre te verkiezen boven wat men leven noemt. Vandaar mijn vraag: of het niet beter ware het zoogenoemde algemeen stemrecht half stemrecht te heeten? Maar nu, nu de vrije gedachte zich over mij ontferm de, nu ik ben te weten gekomen wat zij vermag, nu de heiligende geluk en zegen verspreidende invloed der vrije gedachte mijn gemoed bezielt, nu juich ik in mijn bestaan. Nu weet ik dat het leven waard is om geleefd te worden, ook te midden van veel leed en ontbering, want ik versta en begrijp nu ten volle wat het zegt: te roemen in de verdrukking. Voor geen schatten der wereld zou ik thans mijn ge- 149

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 151