Onder de titel Een Dageraadsheldin rolde het van de pers.30) Ik heb er geen enkel exemplaar meer van kun nen vinden, maar de tekst ging niet verloren, omdat ook Recht voor Allen dat wilde opkomen voor veron gelijkten, voor de kleinen die onderdrukt worden, het artikel nogmaals publiceerde, maar helaas zonder het gedicht van de heer Krijthe. Zeker, de handeling om zijn lidmaatschap van de kerk op te zeggen is al zeer eenvoudig, had Carolina geschreven, maar om aldus te handelen is voorzeker in de omstandigheden, waarin ik leef, ja leven moet, zoo eenvoudig niet. Moet een loonslaaf dan niets meer bedenken, dan alleen maar zijn laatste dagen?Als men mij, omdat ik openlijk met de kerk brak, nu niet lan ger verkoos werk te geven? Hoe dan? Ja, wel zeker er behoort een zekere mate van moed tot voor een zoo weinig beteekenend 'iemand' als ik slechts ben, om zoo openlijk voor de vrije gedacht uit te komen door woord en daad.31) Titia van der Tuuk Een volgende publikatie van Carolina Lacet betrof een lezing van Titia van der Tuuk. Titia van der Tuuk was een leeftijdgenote van Carolina. Ze was eerst onderwij zeres geweest, had dat moeten opgeven omdat ze lid van 'De Dageraad' werd en werkte later als vertaalster, schrijfster van kinderboeken en typiste.32) Ze was enige tijd bestuurslid van 'De Dageraad' en gaf ook veel lezingen, zoals op 27 februari 1886 in Haarlem, over 'De vrijdenker in de maatschappij'. Carolina woonde de avond bij en in De Dageraad schreef ze dat ze het een Genotvol Avonduur had ge vonden, en wel het meest, omdat het een vrouw was die, met overtuigende woorden, de voortreffelijke wer king der vrije gedachte in de maatschappij zoo schoon aanwees. Juist de vrouw, zei Carolina, zou de vrije ge dachte moeten verspreiden, want zij heeft meer dan de man invloed op haar kinderen. Omgekeerd, als de moeder het kroost [leert] de handen saam te vouwen, te bidden en te danken, dan leert ze de kinderen gel 00- ven maar niet denken.33) Utrecht In hetzelfde stukje zei Carolina dat ze zelf door maat schappelijke omstandigheden onmachtig [was] tot medewerking. Bedoelde ze dat ze te arm was en al te hard moest werken om zich ook nog aan de versprei ding van de 'vrije gedachte' te wijden? En is het daar om dat ze, voorzover ik dat kon nagaan, na 1886 niet meer publiceerde? 155

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 157