initialen. Gesuggeerd wordt dat de vrouw een voor name burgeres was (Palingh 295-314).8) De andere vermeldingen van toverij-gevallen in Haar lem zijn ongedateerd, en worden ook verder vager aan geduid. 'Enkele jaren geleden' zou Palingh het geval hebben meegemaakt van een vrouw die beweerde door betovering monsters te baren. Bij nadere inspectie door een arts bleken deze monsters slakken en koppespinnen te zijn (voorwoord, p. *4-*5). Een Andries Knudde wordt als voorbeeld aangehaald in de bewering dat to venaars slechts in hun verbeelding door de lucht kun nen vliegen. Hij zou in zijn geest naar Vlaanderen rei zen, maar zijn lichaam bleef dan bij zijn vrouw achter, die erop moest passen, zodat er tijdens zijn afwezig heid niets naars mee gebeurde (p. 14). Een dronken dienstmeisje, dat haar ware toestand niet durfde op biechten, beweerde betoverd te zijn (p. 110-112). Een Albertgen Ndr. zou om haar slechte naam bij wijze van 'waterproef in een gracht gegooid zijn (p. 159- 160). Een vrouw, die haar stoep bevuild vond door plagerige jongetjes, dreigde, inspelend op de angst voor contagieuze magie, de daders wel te zullen krijgen door in elk hoopje een gloeiende kiezelsteen te leggen. Uit vrees dat dit de 'afzenders' zou schaden werden de jongens door hun bezorgde moeders bij de geplaagde vrouw opgebracht. Volgens Palingh nam de vrouw hiermee een risico: wanneer één van de kinderen iets gekregen had, zou zij er op aangekeken zijn (p. 205- 206).9) Tenslotte noemt hij nog het bedrog van de kwakzalver mr. Jan Broersen, alias de Friese meester Jan. Deze stelde bij alle symptomen die hij niet kon thuisbrengen de diagnose toverij. Zo ook bij een jonge vrouw-die later gewoon zwanger bleek te zijn. Door wichelarij bepaalde hij de schuldige. De uitkomst, de moeder van de vrouw, was zo overduidelijk onzin, dat hij meteen door de mand viel. Het was echter ook voor zijn patiën te gênant, zodat de zaak werd stilgehouden, en Eu- sebius er alleen van wist omdat hij in de verte verwant was aan de betrokkenen (p. 265-279). Een anonieme wever, die betoverd zou zijn door ie mand die wordt aangeduid als de vrouw van Jacob, simuleerde evenals Abraham Jorisz. aanvallen aan het sterfbed van een neef (p. 202-204). Het lijkt hierbij te gaan om één voorval, dat tweemaal verteld wordt. Hetzelfde kan vermoed worden in het geval van de vrome vrouw in de Proostenstraat, dat veel wegheeft

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 16