treden. Verder had hij onrust onder de bevolking ver
oorzaakt en de mensen opgelicht. Waarschijnlijk had
hij verhalen over duivels en heksen rondverteld om een
markt te scheppen voor zijn eigen kunsten. Hij ver
sterkte daarmee de angst voor toverij, en kon mensen
met een slechte reputatie op dit gebied in moeilijk
heden brengen.
Opvallend is dat Samuel Ampzing in zijn Beschrijvin-
ge ende Lof der stad Haerlem in Hollandt (1628) wel
de veroordeling van Rosa vermeldt, maar niet de men
sen die, vermoedelijk als gevolg van zijn activiteiten,
in zomer en najaar van 1549 voor heksen werden aan
gezien. Wellicht waren voor Ampzing, evenals voor Pa-
lingh, waarzeggers de eigenlijke boosdoeners in geval
len van toverij.13) Over de van schadelijk toveren ver
dachte Haarlemse vrouwen is weinig bekend. In juli
1549 arresteerde de Haarlemse schout Jannetgen de
weduwe van Pieter Crepels met haar drie kinderen.
Wat hen ten laste werd gelegd is niet bekend, alleen
dat er verdenking van toverij was. Uiteindelijk zijn ze
op borgtocht vrijgelaten. Kennelijk had men in Haar
lem rond het midden van de 16de eeuw nog geen erva
ring met dit soort gevallen. De schout vroeg in Den
Haag advies hoe hij in deze zaak moest handelen. In
Amsterdam werd informatie ingewonnen over het pro
ces wegens toverij dat men daar in 1542 gevoerd had.
Dirk van Zuylen, secretaris te Utrecht, werd daarop
ontboden om Jannetgen te verhoren. Dezelfde Dirk
van Zuylen had ook in 1542 in Amsterdam geassis
teerd.14) Verder horen we terloops dat Jannetgen een
familielid in de schepenbank had.
In september arresteerde de schout een andere vrouw,
Neel alias Heylige Neel, en in oktober liep een proce
dure tegen Katheryna Gerrit Galendr. De naam Gael
is in de Haarlemse magistraatslijsten geen onbekende.
Net als in het geval van Jannetgen ging het hier om
een vrouw met op z'n minst connecties in magistraats
kringen.15) Katheryna had een slechte naam in Haar
lem en had zelf in oktober 1549 aan het Hof van Hol
land om een onderzoek verzocht om zich te zuiveren.
Ondanks de bijstand van een advocaat keerde de zaak
zich tegen haar. De procureur generaal van het Hof
bracht een criminele eis tegen haar in en concludeerde
dat zij een Incantatrix ende venefica ofte tovernersse
was. De lijst met de artikelen van de aanklacht is be
waard gebleven.16) Zij zou een kind ziekgetoverd heb
ben en de verfbaden van een vrouw die, net als zij,
17