blauwverfster was, hebben laten mislukken. Ook zou door haar toedoen het bier van een bepaalde brou wer bedorven zijn. De afloop van haar zaak is, evenals die van Neel, onbekend. Het aantal Haarlemmers dat zich betoverd voelde was kennelijk zo groot dat men zich van stadswege gedwon gen voelde maatregelen te nemen. Er is een schepen naar de proost in Utrecht gereisd om te vragen of voor de slachtoffers geen remedie gevonden kon worden en er werd een exorcist, broeder Willem van Egmond, de prior van de Carmelieten van Oudorp, ontboden om de arme schamele menschen diemen binnen deser stede zeyde gemaleficeert te weesen te commen helpen. Hij heeft zelfs zyne practycke oft scientie den geleerden gecommuniceertmaar niets wijst erop dat men in de jaren die volgden deze kennis ook in de praktijk heeft moeten brengen. De relatie tussen toverijbeschuldigingen en de activi teit van waarzeggers is eveneens aannemelijk in een aantal gebeurtenissen in 1595-1597. hoewel ook hier de stukken die relatie niet expliciet aangeven. Op 10 mei 1596 zette de schout drie vrouwen gevangen. Zij hadden rondgestrooid dat een Maria Jansdr. van Oort, de vrouw van Jan Jansz. van Breugel in Brabant, hen betoverd zou hebben. Gezien de namen lijkt alles zich af te spelen in een vrij kleine kring. Het geval was een jaar tevoren al begonnen. Op 25 juni 1595 had Maria geklaagd bij de burgemeesters dat Jacob Adriaansz., de man van een van de vrouwen, haar had gedwongen te zegenen. Zegenen was een veel voorkomende manier van anti-magie. Was iemand ziek en vermoedde men dat er betovering in het spel was, dan waren verschil lende vormen van zegening mogelijk. De eerste was een priester te laten komen, die de betoverde exor- ciseerde. Zo werd in 1549, zoals we gezien hebben, van stadswege een exorcist uitgenodigd om de betoverde mensen te helpen. In 1595 was dat alleen nog illegaal mogelijk. Met de Reformatie waren de priesters op non-actief gesteld, zonder dat voor het exorcisme een alternatief geboden werd. Voor de protestanten waren duiveluitdrijving en belezen superstitie.18) Een andere veelgebruikte methode bestond uit het laten zegenen van het slachtoffer door degene die men van de be tovering verdacht. Wie gevraagd werd te zegenen werd daarmee impliciet beticht. Uiteraard werd dit als een belediging opgevat en de gewaande heks moest dik wijls tot een dergelijke zegening gedwongen worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 20