ondersoek van 't gemeen gevoelen aangaande de Geesten, derselverAert en Vermogen, Bewind en Bedrijf, als ook 't gene de Menschen door der selver kraght en gemeenschap doen (Amsterdam, 1691-1693). Toverij heeft in de i6de-iyde eeuw meer dan in het hedendaags Nederlands twee betekenissen: a) technische term voor schadelijke magie, b) bedrog, iemand een rad voor ogen draaien. Palingh en Bekker ontkennen de realiteit van het eerste en beweren dat wat daarvoor wordt aangezien neerkomt op het tweede. 5 Het gebed dat zij gebruikte luidt: St. Jan Baptist, St. Jan Evangelist, St Jan Guldemont Chrysostomos), Maeckt dese mensch gesont, In den naem des Vaders, ende des Soons ende des Heyligen Gheests, Amen. 6 De indruk wordt gewekt dat dit Palingh zelf zou zijn geweest. Waarschijnlijk had hij echter voor dit en andere Haarlemse incidenten informatie van een bij deze gevallen nauw betrokken derde, cf. noot 10. 7 Dit vonnis is alleen door Palingh overgeleverd; de Sententieboeken zijn slechts bewaard voor de jaren 1583- 1616. 8 Zij wordt aangeduid als M.K.V.F.I. de vrouw van J.A.D. Als het hieronder genoemde geval van de wever (p. 202-204) inderdaad een verdubbeling is, staat de J. voor Jacob. 9 Contagieuze magie is gebaseerd op het principe dat men schade kan toebrengen met behulp van zaken die met het te schaden object in contact geweest zijn. Cf. J. G. Frazer, The Golden Bough, (abr. ed.), Ch. 111. Dezelfde remedie tegen poep op de stoep bij Thomas, a.w., p. 649. 10 In de klappers van de dtb op het Haarlemse gemeentearchief vinden we naast een aantal gereformeerde families Paling, afkomstig uit Vlaanderen, ook doopsgezinde personen met de naam Paling, die voor schepenen getrouwd zijn. Uiteraard zijn van hen of van hun kinderen geen doopgegevens voorhanden, zodat reconstructie van familierelaties erg lastig is. Als auteur van 'tAfgerukt Mom-aansight komt het meest in aanmerking de Abraham Palingh, weduwnaar afkomstig uit De Rijp, in 1656 in Haarlem getrouwd met Trijntgen Michiels van Huele. Uit het notarieel archief blijkt dat hij een broer Andries heeft. Zij beiden worden lakenpakkers genoemd. (Not. Arch. nr. 197, f. 13V.). In de jaren rond 1620 is er een voorganger van de Waterlandse gemeente in Haarlem die Andries Palingh heet, en in diezelfde tijd is een Abraham Palingh aanzegger bij diezelfde gemeente. Bovendien is er een voorganger Denijs van Huele (H. A. van Gelder, Het Menniste Haarlem. Eene geschiedenis der doopsgezinde gemeenten te Haarlem (z.j. z.p., ongepubl. manuscript), pp. 48-51 en de naamlijst van de Waterlandse gemeente in het Boek van de Gemeente, in ms. in het archief van de Verenigde Doopsgezinde gemeente van Haarlem. 11 Voor de bronvermeldingen en verdere details van de in het vervolg genoemde Haarlemse toverijgevallen, zie de Bijlage. 12 P. C. Molhuysen, 'Bijdragen tot de geschiedenis der heksenprocessen in Gelderland', Bijdr. Vaderl. Gesch. en Oudheidk., nr. 1 (1859) pp. 194-208, meldt zijn verbanning uit Arnhem in 1548, uit het land van Breda en de stad Vlissingen vóór 1562, en uit Deventer in 1562.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1986 | | pagina 36