Door het leggen van sluisjes kon men het invloeien van
buitenwater bestrijden maar als sluizen waren aange
legd in de mondingen van de Haarlemse Beek en van
de stadsgrachten (de noordelijke gracht maakte deel
uit van de Kerfsloot en liep ongeveer op de plaats van
de huidige Ridderstraat, de Nassaustraat en een
straatje ter plekke van het voormalige Spaarnestad-
complex aan de Nassaulaan, genaamd Kraayehorst) in
het Spaarne, dan zou het verkeer te water hiervan veel
hinder hebben ondervonden.11)
Het lag daarom voor de hand zulke sluizen (zijlen!)
aan de westzijde van de stad in de sloten te leggen. De
vraag blijft: waar precies? Een sluis in een verbinding
tussen de Houtvaart en de Delft ter hoogte van de Zijl-
weg, zoals verondersteld door Hoekstra en Groesbeek,
zou voor de bescherming van het veen zinloos zijn ge
weest, maar bovendien waren Beeksloot en Kerfsloot
via de Oude Gracht 'communicerende vaten'. Een af
sluiting in een al dan niet bestaan hebbende verbinding
is daarom dan ook hoogst onwaarschijnlijk te noemen
(vergelijk afb. 3a).
Ter bescherming van het veen tegen hoge waterstan
den in het Spaarne waren minstens twee sluisjes nodig,
namelijk een in de Beek en een in de Kerfsloot. Men
zou deze gelegd kunnen hebben nabij de overgang van
de droge strandwal waarop Haarlem was gebouwd
naar het veen in de strandvlakte, en wel respectievelijk
in de omgeving van de Bakkumsteeg, een zijstraatje
van de Raaks, en bij het straatje de Kraayehorst. De
grens tussen strandwal en veen loopt namelijk on
geveer langs de Witte Herenstraat en iets oostelijk van
de huidige Gedempte Voldersgracht van noord naar
zuid. Helaas is (nog) niets bekend omtrent een voor
malige sluis in de Kerfsloot nabij de Kraayehorst; la
ter, in het begin van de 16de eeuw, wordt de sloot afge
sloten door middel van een sluisje ter hoogte van de
huidige Kinderhuissingel.
Het sluisje in de Beek kunnen we echter dank zij het
stuk uit 1336 bij benadering plaatsen, vooral doordat
een ióde-eeuwse kaart aanvullende informatie blijkt
te bevatten. De grafelijke verkoopbrief, dezelfde waar
naar Sterck-Proot, Hoekstra en Groesbeek verwezen
en waaraan we veel informatie ontlenen, luidt als volgt:
Wi willaem grave van Holland, Zeeland ende He
negouwen maken cond allen luden dat wy die drie
morghen lands jof dair ommetrend ligghende an die
39