Volgens middeleeuws gebruik bestond het stichten van
een kerkelijk gebouw uit het bouwen en het begiftigen
(fundatie en dotatie): de stichter moest zorgen voor een
kapitaal (een stuk grond) waaruit het onderhoud werd
betaald. Nu is er een aantal kapelaans bekend, die wer
den bekostigd uit de grafelijke domeinen3), dus dat
wijst op de graaf als stichter, maar er zijn er twee die
daarbuiten vallen en die door de heer van Heemstede
schijnen te zijn aangesteld. We komen hen tegen in de
beroemde enquête van 1514, genaamd de Informatie,
waarin de overheid naging, hoe de bevolking van het
land eruitzag4).
Daar treffen we heer Pieter Florisz, cappelaen aan,
die seyt dat zij te kercke behoeren ende haer sa
cramenten haelen tot Haerlem. Een duidelijk bewijs,
dat er van de te stichten parochie met zielszorg niets is
terechtgekomen. Hiervoor was namelijk toestemming
van de bisschop nodig en die is nooit gekomen. De ka
pel was blijkbaar een 'leken-kapel', erfelijk in het ge
slacht van de stichter, en het feit dat de beide stichters
in 1351 met elkaar in oorlog raakten (Willem werd
kabeljauws en de heer van Heemstede hoeks) kan wel
verklaren dat de zaak verder volkomen zonder goede
regeling is gebleven. De juridische zienswijze, dat de
graaf de stichter en eigenaar was, heeft een tegenhan
ger in de zakelijke zienswijze, dat de heer van Heem
stede in de buurt woonde, althans als hij niet in balling
schap was.
Maar er is ook sprake van vicariegoed, dat is goed dat
is bestemd voor het onderhoud van de plaatselijke
geestelijke, en dat ligt in Heemstede. De enige andere
bekende kapelaan die aan de kapel verbonden was, is
Willem Vaders, die in 1615 is gestorven. Daarna blijkt
het vicariegoed aan zijn neef te zijn gekomen, en als
Adriaan Pauw in 1620 de heerlijkheid koopt, is dat
goed verachterd, zoekgeraakt. Bij de verkoop is name
lijk bepaald, dat de feitelijke bezitter niet in rechte zal
worden aangesproken.
In 1553 kocht Cornelia van Driebergen, weduwe van
Gerrit van Lochorst, de heerlijkheid Heemstede en
kort daarna werd een tweede poging gedaan van de
kapel een parochiekerk te maken. In 1558 zonden na
melijk die ghemeyne buyrluyden van Heemstede met
hemluyden gevoucht vrouwe Cornelia als am-
bochtsvrouwe aldaer een verzoekschrift naar de deken
van Sint Maarten te Utrecht als proost van de kerk
van Haarlem om een betere verzorging. Het is immers
49