niets anders dan stank voor dank ontvangen. Schmidt zocht steun bij zijn goede vriend, de Haarlemmer J.W. Willekes Macdonald, en deed bij hem zijn beklag over de hijsm. Zijn vriend adviseerde hem afstand te nemen van de hijsm, omdat zijns inziens de hijsm uit was op een onaantastbare machtspositie en alles zou vernietigen wat men op zijn weg zou tegenkomen. Een burgemeester, aldus Willekes Macdonald in een goedbedoelde poging zijn vriend op te beuren, moet alleen doen wat het hogere bestuur krachtens wettelijke bepalingen verlangt, met ver langens daarbuiten heeft hij niets te maken. Gij hebt dezelve misschien al te veel toegegeven, en waarlijk meer der voor de spoorweg gegeven, dan men van u kan vragen. Die heeren zijn pausen en begeeren onvoorwaar delijke gehoorzaamheid..., maar zijn edele behoorde uit eigene ogen te zien en te bedenken, wat gij al niet voor de spoorweg hebt gedaan. Inmiddels had de hijsm nog steeds niet alle benodigde gronden in haar bezit. Vandaar dat op 14 april 1838 de gouverneur aan alle betrokken burgemeesters liet weten, dat overwegende dat alle bij herhaling aangewende po gingen om de betrokken eigenaren over te halen om de in te nemen eigendommen bij minnelijke schikking tegens eene billijke vergoeding af te staan, bij sommigen hunner vruchteloos zijn gebleven, zij deze halstarrige lieden moesten last geven dat tot onteigening dier percelen over eenkomstig de bepalingen der Wet van den 8sten Maart 1810 zou worden overgegaan. Omdat hij zijn plicht als burgemeester kende en inzag dat het nu geen zin meer had zich verder in te zetten voor zijn ingelanden, stuurde Schmidt op 20 april een brief aan de gouverneur, waarin hij zijn superieur liet weten dat hij gehoor had gegeven aan het dienstbevel. Hij schreef dat hij het onteigeningsbevel in het gemeen tehuis ter inzage had gelegd en overal met trommelslag in zijn gemeente had laten bekendmaken. Aan M. Broen Mz., de enige van de twaalf grondeigena ren in zijn gemeente, die nog niet verkocht had, omdat hij het nut van de spoorweg niet inzag en het hem voorkwam dat hij er alleen maar slechter op zou worden, had hij een afschrift gestuurd. Op 26 juni 1838 viel het laatste woord in deze onteigeningskwestie en moesten de grondeigenaren in Spaarnwoude en omringende dor pen, te weten de heren Strengers, Broen Mz., Van der Weide, Verbeek en Oosten, die tot nu toe met succes de hijsm hadden weten te weerstaan, hun strijd opgeven. Op die dag namelijk deed de in Haarlem gevestigde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 100