de lijn te mogen doortrekken via Leiden, Den Haag naar Rotterdam, hetgeen enkele maanden later werd toegestaan. Voor de stad Haarlem had een en ander verstrekkende gevolgen, omdat de spoorlijn nu over het Spaarne en dwars door de stad zou gaan lopen. Er moesten bijgevolg een draaibrug over het Spaarne, brug gen over de stadssingels en enkele spoorwegovergangen gebouwd worden. Bovendien was van begin af aan duidelijk dat het primi tieve houten stationnetje aan de Oude Weg zijn langste tijd gehad had en vervangen moest worden door een meer representatief station in de stad zelf (zie afb. 5). Om de burgerij voor te bereiden op de dingen die komen zouden, liet het College van Burgemeester en Wethou ders op 7 juli de volgende kennisgeving verspreiden: Burgemeester en wethouders der stad Haarlem, ontvan gen hebbende eene aanschrijving van den h.e.g. Heer Staatsraad Gouverneur van Noord-Holland van 30 juni 1840 l.l.. brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer stad en grondgebied, dat het z.m. heeft behaagd aan de HiJSM concessie te verleenen tot den aanleg van dien weg van deze stad over 's Gravenhage op Rotterdam, wordende de ingezetenen mits deze uitgenoodigd om de beambten, belast met de voorbereidende werkzaamheden den vrijen toegang alle die punten te verschaffen, alwaar bakens of afpalingen behooren gesteld te worden. Geven de h.e.a. wijders aan de belanghebbenden kennis, dat alle onverhoopte schade aan eenig bijzonder eigendom daardoor te veroorzaken door gezegde Maatschappij zal worden vergoed. De grote vraag nu was hoe het tracé van de nieuw aan te leggen lijn door de stad eruit moest zien. Aanvankelijk neigde men ertoe de Achter Nieuwe Gracht (thans Park laan) te dempen om daarover en daarlangs de spoorweg te leggen en een nieuw station te bouwen. Tegen dit voornemen rezen van velerlei zijde bezwaren. Een van de meest uitgesproken tegenstanders was de textielfa brikant Jacobson, die in 1838 de textielfabriek van Poel man aan de Achter Nieuwe Gracht bij het Spaarne had overgenomen. Hij wees het gemeentebestuur en de hijsm erop dat demping van de gracht de vrije aan- en afvoer van grondstoffen en textielfabrikanten ernstig zou belemmeren. Verder was hij bang dat, als naast zijn fabriek een station zou worden gebouwd, zijn bedrijf binnen de kortste keren in vlammen zou opgaan, vanwe ge de vuren, welke aldaar dag en nacht zullen brandend moeten gehouden worden, zowel op de plaats zelve, als 105

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 107